Bron:

| 18135 x gelezen

Aandoeningen met op ME/CVS gelijkende symptomen, die ME/CVS dus NIET uitsluiten

Hieronder een korte opsomming van ziekten die symptomen hebben die overeenkomsten vertonen met de verschijnselen van ME/CVS. In principe is de lijst oneindig lang en het is aan een goede huisarts om te zien of er mogelijk sprake van de ziekte is en of het uitgesloten moet worden:

Aandoeningen die niet te bevestigen zijn door laboratoriumtests, inclusief (hoofdstuk 12) fibromyalgie. Gelijktijdig voorkomen van ME/CVS en fibromyalgie is dus mogelijk. Er zijn mensen die stellen : er is geen pati?nt met fibromyalgie zonder een beetje me/cvs-klachten en er is geen me/cvs patient zonder een beetje fibromyalgie klachten.. Slaapapnoe, angststoornissen, somatoforme stoornissen, niet-psychotische of niet-melancholische depressie, multipele sclerose; hyperventilatiesyndroom; burnout; overtraindheid; bijnierinsufficientie; schildklierziekten; haemochromatose; besnier boeck sarcoidose; auto immuun ziekten; rsi; whiplash, siliconenprothesen, moeheid na kanker, moeheid bij depressie, moeheid bij spierzieken, rheuma; moeheid bij poliomyelitis, neurasthenie, en meervoudige chemische sensitiviteitsstoornis; aandoeningen die chronische vermoeidheid kunnen veroorzaken maar reeds afdoende worden of zijn behandeld; onvoldoende bewijs voor een andere diagnose dan ME/CVS.

  1. Fibromyalgie

    Waarschijnlijk is er overlap tussen Fibromyalgie en ME/CVS en kunnen ze ook tegelijkertijd voorkomen. Er is een stelling die zegt dat er geen ME/CVS pati?nt is zonder fibromyalgie en omgekeerd. Waar bij ME/CVS de vermoeidheid overheerst daar overheerst bij fibromyalgie de pijnklachten. Dit is het belangrijkste verschil. Karakteristiek zijn de diverse drukpunten waar men de pijn aangeeft. Daarmee wordt ook de diagnose gesteld. Dit kan de huisarts doen, meestal doet de reumatoloog het. Dit is ook de juiste gang van zaken omdat hij andere mogelijke aandoeningen kan uitsluiten. Het voorkomen van fibromyalgie in Nederland wordt geschat op 2% van de volwassen bevolking, 3,4% van de vrouwen en 0,5% van de mannen. Voor zover bekend is de aandoening niet erfelijk. Maar ook kinderen kunnen fibromyalgie krijgen. Ongeveer 1 op de 10 mensen die op grond van hun klachten worden verwezen naar een reumatoloog, heeft fibromyalgie. Van de Nederlandse bevolking is dit ongeveer 2%, onder wie meer vrouwen dan mannen.Er bestaan geen laboratoriumtests zoals bloed- en urine-onderzoek, waarmee fibromyalgie kan worden aangetoond. Er worden evenmin afwijkingen gevonden op een rontgenfoto, scan, spier- of zenuwonderzoek. De oorzaak van fibromyalgie is niet duidelijk. Het onderzoek naar de oorzaak richtte zich in eerste instantie op de spieren waar de pijn gevoeld wordt, maar dit leverde geen specifieke beelden op. Inmiddels zoekt men de oorzaak eerder in de hersenen, het regelcentrum van het lichaam. De hersenen besturen onder meer het onwillekeurige zenuwstelsel dat een rol speelt bij de regeling van de hartslag, de ademhaling, de darmbewegingen, de huiddoorbloeding en de mate van spierspanning. Tussen de hersenen, de hormonale klieren en het afweersysteem bestaat een uitgebreide wisselwerking. Bij fibromyalgie is de wisselwerking tussen de hersenen en de hormonale klieren niet goed geregeld. Het is nog niet duidelijk of dit de oorzaak of een gevolg is van de aandoening. De diagnose wordt gesteld op basis van de ziektegeschiedenis en een grondig lichamelijk onderzoek. Vanaf 1990 gelden eenduidige diagnosecriteria. De pati?nt moet een chronische pijn (langer dan drie maanden, verspreid over het lichaam hebben. Bovendien moet er sprake zijn van pijn op tenminste 11 van de 18 nauwkeurig omschreven drukpunten. Deze drukpunten bevinden zich allemaal op spieren en peesaanhechtingen. Twee classificatie criteria:

    1. Ten minste drie maanden gegeneraliseerde pijn: dat wil zeggen pijn in de linker en rechter lichaamshelft, boven en onder het middel en axiaal (in rug, borstkas of nek)
    2. De ervaring van pijnpunten (11 van de 18 moeten positief zijn)

    1. Aanhechting van de nekspieren aan het achterhoofd;
    2. Voorzijde van intertransversale ruimten van de 5e tot de 7e cervicale wervel;
    3. Het midden van de bovenrand van de trapezius;
    4. Bij de oorsprong van de spuraspinatus, boven de spina scapulae en naast de mediale rand van het schouder blad;
    5. Net boven lateraal van de costochondrale aanhechting van de tweede rib;
    6. 2 cm distaal van de laterale epicondylus;
    7. Voorste rand van de gluteus in het bovenste buitenkwadrant van de bil;
    8. Net achter de trochanter major van de heup; mediale vetkwabje van de knie, proximaal van de gewrichtsspleet.

    Met behulp van deze testen is het onderscheid te maken tussen ME/CVS en fibromyalgie. ME/CVS en fibromyalgie kunnen wel tegelijk voorkomen. Fibromyalgie is een reumatische aandoening. Het woord fibromyalgie betekent letterlijk ‘pijn in de bindweefsels en spieren’. Tot het bindweefsel horen banden pezen en gewrichtskapsels: alles wat voor stevigheid in het bewegingsapparaat zorgt. Bindweefsel en spieren worden ook aangeduid met de’weke delen’, waarmee een tegenstelling met de harde botten wordt uitgedrukt. Fibromyalgie wordt daarom gerekend tot de categorie rheumatische ziekten: ‘weke delen reuma’.

    Fibromyalgie brengt een veelheid aan klachten met zich mee die elk op zich ook bij andere aandoeningen voorkomen. Kenmerkend voor fibromyalgie is dat de symptomen gezamenlijk voorkomen. Aandoeningen waarbij een aantal symptomen samengaan, zonder dat daarvoor een duidelijke oorzaak is, noemt men een syndroom. Er wordt daarom ook wel gesproken over het fibromyalgie syndroom. Het verloop van fibromyalgie is wisselend. Weefselbeschadigingen of vergroeiingen komen niet voor en soms verminderen de klachten in de loop van

    de tijd. Veel mensen hebben echter langdurig klachten die wisselen in hevigheid. De meest voorkomende klachten zijn : slaapstoornissen, vermoeidheid, stijfheid, prikkelbare darmen, depressie en angst. Zie hiervoor ook de boeken van Aty van Galen: ?geen dag zonder pijn? en ?beter leven met fibromyalgie?. Voor zover bekend is de aandoening niet erfelijk. Ongeveer 1 op de 10 mensen die op grond van hun klachten worden verwezen naar een reumatoloog, heeft fibromyalgie. Van de Nederlandse bevolking is dit ongeveer 2%, onder wie meer vrouwen dan mannen. De klachten beginnen meestal tussen de 25 en de 40 jaar, maar ook kinderen kunnen fibromyalgie krijgen. De klachten van fibromyalgie beinvloeden elkaar: een gestoorde slaap leidt tot moeheid en een grotere gevoeligheid voor pijn, wat weer een verhoogde spierspanning tot gevolg heeft. Hierdoor ontstaat weer pijn, waardoor slaapproblemen optreden. Pijnklachten worden moeilijker te dragen wanneer er veel emotionele spanningen zijn. Het optreden van klachten die horen bij fibromyalgie zal daarom eerder tot problemen leiden wanneer u niet voldoende ontspannen bent. Een algemeen verschijnsel bij fibromyalgie is een zeurende pijn in spieren, gewrichten, nek of rug. Dit kan gepaard gaan met stijfheid en gevoeligheid rond de gewrichten, spieren, banden en peesaanhechtingen. Bij veel mensen begint de pijn in de rug, de nek en de schouders. Vaak breidt de pijn zich geleidelijk uit naar andere lichaamsdelen. Ook kan de pijn verspringen van de ene naar de andere plaats. Pijn en krachtverlies treden vooral op na inspannende bezigheden of wanneer men lang in een houding staat of zit. Veel mensen met fibromyalgie hebben langdurig last van ochtendstijfheid, vaak van het gehele lichaam maar soms alleen van de handen. Sommige mensen hebben het gevoel minder controle over de gewrichten te hebben. Een andere veel voorkomende klacht is moeheid. Deze moeheid hangt vaak samen met devoortdurende pijn. Ook eventuele slaapproblemen veroorzaken moeheid. Een gevolg van fibromyalgie kan zijn dat u moeilijk in slaap komt of ‘s nachts wakker wordt van de pijn. Het is vaak moeilijk om de lichamelijke conditie op peil te houden. Klachten die minder vaak optreden zijn het gevoel van zwelling of zwaarte in de benen of armen, brandende of ‘dove’ plekken, hoofdpijn, een spastisch colon (krampende darmen) en opgezette vingers. Verder kunnen neerslachtige gevoelens voorkomen. Fibromyalgie heeft veel invloed op het dagelijks leven. Met veel aanpassingen en een specifieke levenshouding kunnen de gevolgen van deze enigszins worden beperkt. Het is belangrijk dat de omgeving weet wat de ziekte inhoudt. Dit leidt tot meer begrip van de mensen om u heen. Veel mensen met fibromyalgie hebben een slechte de conditie. Dit komt omdat ze weinig bewegen. Spieroefeningen kunnen de klachten verminderen. Het is belangrijk dat u niets forceert. Beweging en afleiding verbeteren niet alleen de lichamelijke conditie maar hebben ook een gunstig effect op de

    gemoedstoestand. Warmte, massage en rekoefeningen verlichten de pijn en de stijfheid. Ook een goede nachtrust is belangrijk. De nachtrust kan worden verbeterd door te slapen in een goed geventileerde en niet te warme slaapkamer. Drink de laatste uren voor het slapen gaan geen koffie, thee, alcohol of cola. Probeer eventuele stress te verminderen. Het precieze verband tussen fibromyalgie en stress is niet duidelijk, maar emoties en psychische problemen lijken de klachten te verergeren. Bij pijnklachten kunt u in overleg met uw huisarts pijnstillers als paracetamol of aspirine gebruiken. Tot slot bestaan er allerlei hulpmiddelen specifiek voor rheuma pati?nten die zorgen dat dagelijkse handelingen minder kracht vergen. Onderzoek De diagnose fibromyalgie wordt gesteld aan de hand van een aantal internationaal aanvaarde criteria.

    Deze criteria zijn:

    1. Chronische pijn of stijfheid op minstens drie plaatsen, die langer dan drie maanden aanwezig is. Deze drie plaatsen moeten zowel boven als onder de gordel en zowel links als rechts gelegen zijn.
    2. De aanwezigheid van een aantal pijn- of drukpunten. Deze punten worden ‘tenderpoints’ genoemd. (hierboven uitvoerig voor medici beschreven. Over het volgende punt is men het in rheumatologische wereld niet eens, maar wordt vaak erbij genoemd:
    3. Het optreden van drie punten uit de volgende lijst: – verandering van symptomen door lichamelijke activiteit; – verandering van symptomen door weersomstandigheden; – verergering van symptomen door angst of stress; – slaapstoornissen; – algemene moeheid of futloosheid; – angst of chronische hoofdpijn; – spastische darm; – subjectieve zwelling; – doof gevoel.

    Verschillende andere aandoeningen kunnen beginnen met de klachten zoals beschreven voor fibromyalgie.

    Behandeling

    Bepaalde vormen van behandeling kunnen, in combinatie met leefregels, wel een verlichting van de klachten geven. Medicijngebruik heeft doorgaans weinig effect op de klachten van fibromyalgie. Toch worden bepaalde geneesmiddelen zoals pijnstillers, spierontspanners, antidepressiva of slaapmiddelen soms voorgeschreven. Welk medicijn geschikt is hangt af van de klacht die het meest op de voorgrond staat. Zo is gebleken dat het slaappatroon van een deel van de mensen met fibromyalgie verbetert wanneer zij ‘s avonds een lage dosis antidepressieve medicijnen innemen. De genoemde soorten medicijnen hebben allemaal bijwerkingen. Daarom wordt aanbevolen om ze met mate en bij voorkeur tijdelijk te gebruiken. Verkrampingen van spierweefsel zijn tegen te gaan met rekoefeningen. Om de spieren in goede conditie te houden zijn spierversterkende oefeningen geschikt. De algemene lichamelijke conditie kan worden verbeterd door het uithoudingsvermogen geleidelijk op te bouwen door middel van bijvoorbeeld wandelen, fietsen of zwemmen. Bij verergering van de klachten moet het trainingsschema worden aangepast. Eventueel is tijdelijke begeleiding door een fysiotherapeut mogelijk.Houdingsafwijkingen kunnen pijn en spiervermoeidheid veroorzaken. Specialebewegingstherapieen, zoals Cesar of Mensendieck, zijn gericht op het verbeterenvan de houding en een goed gebruik van het bewegingsapparaat. Naast spierversterking is het vermogen spieren te ontspannen van belang: te gespannen spierenveroorzaken pijn. Spieren zijn bijvoorbeeld te ontspannen met behulp van een warme douche of warm bad of door een massage. Om afhankelijkheid van bijvoorbeeld een fysiotherapeut te voorkomen kan men zelf ontspanningstechnieken aanleren.

  2. Lyme ziekte.

    De ziekte van lyme heet ook wel tekenbeet ziekte. Wanneer iemand door een teek gebeten wordt, bestaat de kans op besmetting met een borrelia burgdorferi bacterie. 30% van de patienten herinnert zich maar zo?n beet. Kenmerkend is het ontstaan gedurende dagen-weken van een rode ring groter dan 5 cm doorsnee.rond de tekenbeet, die zich guirlande achtig kan uitbreiden. 75% begint met zo?n aandoening. Dit noemt men Erythema Migrans (EM) Enkele weken of maanden a de besmetting treden gewrichtsklachten op. De knie is het meest aangedane gewricht. (80% krijgt het tussen 2 weken en 2 jaar) Verschijnselen van het centrale zeuwstelsel kunnen 4 weken na de tekenbeet beginnen. De persoon kan klachten krijgen van moeheid, hoofdpijn, stijve nek, tintelingen, een grieperig gevoel (spierpijn, gewrichtspijn) en last van de ogen (uveitis), zevende en achtste hersenzenuw verlamming. Dit is het eerste stadium van de ziekte die dan nog meestal nog succesvol behandeld kan worden met antibiotica. Dit is belangrijk om ontwikkeling van een tweede en derde stadium te voorkomen. Stadium 2 kenmerkt zich door ontsteking van hersenvlies en perifere zenuw, gewrichtspijn en hartgeleidingsstoornissen. Stadium 3 gaat gepaard met een andere huidaandoening: ACA (acrodermatitis chronica atrophicans) ontsteking van de hersenen(positieve liquor), chronische gewrichtsontsteking (arthritis) en afwijkingen aan de hartspier (cardiomyopathie/myocarditis). De meeste mensen houden niets over aan een Erythema Migrans. Ze genezen en krijgen daarna nooit meer klachten. Slechts enkelen gaan over naar een stadium 2. Om dat te voorkomen wordt wel iedereen met EM behandeld met antibiotica. Dit omdat nog niet bekend is wie er wel en wie niet doorgaat naar zo?n stadium 2. Overigens kan men ook naar stadium 2 gaan zonder eerst EM te hebben ontwikkeld.

    Wanneer met de ziekte niet tijdig herkent, kunnen de klachten verdwijnen en wordt de ziekte moeilijker te behandelen als hij weer terugkomt. In het tweede stadium dat jaren later kan optreden, kan de pati?nt last krijgen van onder meer spier-bot-zenuw- en gewrichtspijnen, hartritmestoornissen, geheugenverlies en huidaandoeningen. In het derde stadium van de ziekte ? soms jaren na de infectie- treden hevige pijn, grote vermoeidheid en klachten van diverse aard op. Het tweede stadium kan met intensieve antibiotica kuren genezen worden. Het derde stadium moet wel behandeld worden maar mensen houden vaak restklachten. Het is onbekend of deze direct t.g.v. de Lyme ziekte zijn. Veel rust en een gezonde leefwijze kunnen in het derde stadium helpen om de klachten beperkt te houden.

    De ziekte is de herkennen en aan te tonen door middel van antistoffen in het bloed. Het bestaan van zogenaamde ?chronische lymfe disease? is controversieel. Het langdurig-, soms jaren toedienen van antibiotica wordt in Nederland niet toegepast.

  3. Hypoglycaemie

    Een belangrijk deel van de alternatieve behandelaars is van mening dat ME/CVS in veel gevallen samenhangt met hypoglycemie. De meeste reguliere behandelaars betwijfelen dit. Zij zien slechts zelden een verband. Wel vindt een enkeling een verhoogde gevoeligheid voor het suiker verlagende eiwit insuline. Onder ME pati?nten heerst een zelfde soort verdeeldheid. Sommige pati?nten geloven stellig in de hypoglycemie-theorie, anderen moeten er niets van hebben.

    Wat is hypoglycemie?

    Onze bloedsuikerspiegel varieert normaal gesproken tussen de 3.6 mmol en 6,5 glucose per liter bloed. Door het vrijkomen van suikers uit de voeding stijgt de glucose spiegel in ht bloed. Onder invloed van insuline uit de alvleesklier daalt de glucose spiegel weer tot de norm. Eet je niet, haalt het lichaam suiker uit bijvoorbeeld de lever en spieren om te voorkomen dat je suikerspiegel te laag wordt. Het hart kan deels overschakelen op vetzuurverbranding, maar de hersenen zijn absoluut van glucose afhankelijk. Bij slecht eten (te weinig) of veel tusendoortjes, kan de suikerspiegel te laag worden of te veel gaan schommelen. Er treedt dan eigenlijk nooit een echte hypoglycaemie op, maar wordt de suikerspiegel lager dan voor de indivuduele mens gebruikelijk. En daar kan je je weer onwel bij voelen. Het beste is dus om geleidelijk de beschikking te hebben over de suikers uit je voeding. Dit kan het beste door zogenaamde complexe koolhydraten te eten. Die zitten in rijst, pasta, bruin brood, aardappels e.d. Als men dus niet goed ontbijt met complexe koolhydraten heeft men dus een grotere kans op een voor die persoon specifiek iets te lage bloedsuiker. Dit wordt vaak hypoglycaemie genoemd, hoewel er strikt genomen, lang niet altijd beneden de normwaarden (3,6 ) zit. Men noemt dit wel ?functionele hypoglycaemie?.

    Prof. De Meirleir in Brussel doet bijvoorbeeld een test waarbij 0.12 eenheden insuline ingespoten wordt om te kijken of mensen met ME/CVS daarop met een sterkere hypoglycaemie reageren dan eigenlijk normaal is.

    Personen met functionele hypoglycemie hebben periodiek last van tal van lichamelijke en emotionele klachten. Dit heeft te maken met werking van glucose en de mechanismen in het lichaam die reageren als de suiker te laag wordt.

    Diagnose

    Hypoglycemie wordt in ziekenhuizen aangetoond met de Glucose Tolerantie Test (GTT). Functionele hypoglycemie is aan te tonen met een ‘verlengde GTT of met een injectie van 1,2 IE insuline. Vaak stellen alternatieve behandelaars de diagnose ME/CVS op grond van de voorgeschiedenis en de symptomen van de pati?nt, al of niet in combinatie met electro-acupunctuur volgens Voll, kinesiologie of iriscopie. Voor de werkzaamheid van methode Voll, kinesiologie of irsicopie is geen enkel regulier wetenschappelijk bewijs.

  4. Voedselovergevoeligheid

    Verschillende vormen van voedsel overgevoeligheid (bijvoorbeeld glutenintolerantie, aan te tonen door het bepalen van anti-gliadine antistoffen in het bloed) kunnen nuttige darmvlokken doen verminderen. Dit brengt soms weer een kettingreactie teweeg. Want door de verminderde darmfunctie kunnen waardevolle stoffen onvoldoende worden vrijgemaakt uit het voedsel; dat kan weer leiden tot tekorten aan vitaminen, mineralen en andere stoffen, met als gevolg bepaalde symptomen en klachten. In dit kader is het veranderen van het voedingspatroon zinvol. Laat irriterende stoffen als koffie en alcohol weg en zorg voor een goed ontbijt met veel bruin brood of andere, complexe koolydraten bevattende voedingsmiddelen. Dit staat vaak op de verpakking.

    Diagnose

    Huisartsen hebben meestal beperkte middelen om voedsel overgevoeligheid te onderzoeken. Zij kunnen wel verwijzen naar een allergoloog. In ziekenhuislaboratoria worden verschillende diagnosemethoden gebruikt. Daarnaast zijn er diverse alternatieve methoden, zoals elektro-acupunctuur waarmee tekorten kunnen worden opgespoord. Het Europees Laboratorium voor Nutri?ntenonderzoek (ELN) is een gespecialiseerd instituut voor de analyse van vitaminen, mineralen, aminozuren, vetzuren en andere essenti?le voedingsstoffen . Andere laboratoria, zoals het KEAC en het SMDCW; zie literatuurlijst) claimen dat zij bijzondere voedselovergevoeligheden of stofwisselingsstoornissen (?HPU?) kunnen aantonen en aanwijzen als een oorzaak van de klachten en zelf het hele ziekte beeld ME/CVS. De testen kan men vaak alleen bij hun en voor veel geld kopen. Dit geldt ook voor de behandeling. De alternatieve geneeskunde gebruikt voor diagnose onder meer elektro-acupunctuur, toegepaste kinesiologie en talloze andere methoden. Deze moeten als onvoldoende wetenschappelijk bewezen methoden verworpen worden. Ondanks een overvloed aan geschriften hierover moet de werkelijke waarde nog door de wetenschap bevestigd worden. Dit komt o.a. omdat de huidige wetenschap zeer strenge eisen stelt aan onderzoek waaraan kleinere onderzoeksinstituten of individuele onderzoekers niet kunnen of willen voldoen. (bijvoorbeeld door geldgebrek of het ontbreken van een medisch ethische commissie). Of de patient met ME/CVS er beter van wordt is dubieus. Het is in ieder geval zeker dat degenen die de testen verkopen er (financieel) beter van worden.

  5. Burnout

    Burnout of PVA (psychische vermoeidheid in de arbeidssituatie; ?door werk gevloerd?) verdient hier wat uitgebreidere aandacht. Burnout is heel iets anders dan ME/CVS. Er zijn wel degelijke overeenkomsten in klachten en behandeling. Het grootste verschil zit hem in de definitie van burnout. De definitie van burnout is drieledig en alle drie de kenmerken moeten aanwezig zijn: 1)Uitputting, oftewel het zich ?leeg? voelen, ongeacht de (directe) oorzaak; meestal geleidelijk optredend in de loop der jaren en er is een duidelijke relatie met het werk te leggen: te lang, te eentonig, te veel, stress, conflicten etc) 2) Emotionele leegheid, distantie, oftewel een cynische en afstandelijke houding ten opzichte van het werk dat men verricht, onafhankelijk van de inhoud van het werk (?ik vind er niks meer aan, liever vandaag dan morgen in de VUT etc?); 3)geringe competentie, oftewel het ervaren gebrek aan professionaliteit, ongeacht het werk dat men verricht. Dus meer fouten maken, slechte beoordelingen krijgen etc. Bij psychische vermoeidheid is zowel sprake van verminderde handelingsbereidheid (het niet meer op kunnen brengen) als van verminderde handelingsbekwaamheid ( (het niet meer aankunnen). Bij ME/CVS is dat juist niet het geval, het is ongelofelijk als je de kwaliteit en kwantiteit ziet die ME/CVS patienten soms aan email, brieven etc kunnen produceren. De eerste gegevens van het ME/CVS onderzoek in Rotterdam lijkt dit verschil te bevestigen.

    In de zin om dingen te doen (?exploratiedrang?) ligt het grootste verschil tussen burnout en ME/CVS. Mensen met ME/CVS zeggen altijd: de geest wil wel, maar het lichaam wil niet meer. Ze blijven doorgaans zin houden in het werk dat ze tevoren deden, maar kunnen het niet meer. Zoals ik eens treffend in een interview hoorde: ?Ik hou van de sfeer op een markt, maar kan het lopen langs de kraampjes niet meer opbrengen. Dus ik zet een stoel ergens op de markt en bekijk de mensen, sfeer etc. zo ook zonder dat ik hoef te lopen van wordt. Ook voldoen mensen met burnout vrijwel nooit aan de diagnostische criteria voor ME/CVSvan Holmes en CDC. (eigen ervaring). 11% van de nederlandse bevolking leidt aan ongewone vermoeidheid (als zij tenminste drie van de volgende vier vragen met ja beantwoorden: hebt u last van slapeloosheid? Hebt u vaak een gevoel van moeheid? Voelt u zich nogal eens lusteloos? Voelt uzich gauwer moe dan u normaal acht?. 10% van de werkende bevolking leidt aan ?burnout? gemeten met de (UBOS) utrechtse vertaling van de uitputtingsschaal volgens Maslach.

    Bij handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische klachten in de werksituatie wordt onderscheid gemaakt tussen stressgerelateerde stoornis, depressieve stoornis, angststoornis en overige psychiatrie. De bedrijfsarts dient een inventarisatie hiervan te maken en een indeling te maken in 5 hoofdcategorieen met betrekking tot de stressgerelateerde stoornis:

    1. klachten en hun werkgerelateerdheid, functioneringsbeperkingen,
    2. Oorzakelijke uitlokkende en onderhoudende factoren en de levensgebieden (omgevingssystemen) waarbinnne die factoren spelen (werkomgeving, priveomgeving, zorgomgeving).
    3. Belastbaarheid van de pati?nt.
    4. Probleemoplossend vermogen vande omgeving (s-systemen)
    5. Visie van de pati?nt en de omgeving.

    Verschillende Stadia van begeleiding kenmerken zich door: Probleemorientatie; Formulering van de diagnose, Uitvoering van de interventies, Evaluatie, Terugvalpreventie en afsluiting begeleiding. Als therapie wordt onder andere de cognitieve methode :RET (Rationeel Emotieve Training) aanbevolen. Helaas laat de richtlijn niet de mogelijkheid open dat er sprake is van ME/CVS. ME/CVS kent een ander beloop en behoeft een andere aanpak met meer nadruk op medicinale ondersteuning van symptomen , lichaamsbeweging en aandacht voor de voeding.

    Uiteraard kunnen veel tips voor me/cvs pati?nten die al jaren met vermoeidheid leven van groot nut zijn voor mensen met burnout.

  6. Overspanning

    Vroeger was het diagnostisch makkelijk en heette gewoon alles ?overspannen?. Leken en artsen gebruiken deze term nog vaak. Het is een vergaarbak van klachten. (moeheid, emotionele labiliteit, gespannenheid, gevoelens van hopeloosheid, vergeetachtigheid, prikkelbaarheid etc.) Daarnaast moet er een chronische, psychosociale stressor als identificeerbare oorzaak van de klachten zijn en het dagelijks functioneren moet door de klachten worden belemmerd. Het gaat vaak gepaard met piekeren, depressiviteit etc. In principe duurt overspanning 6-12 weken. Er wordt wel onderscheidt gemaakt tussen het (burnout-1) uitputtingsproces (adequate werkattitude wordt fatalisme en cynisme, waardoor zelftwijfel toenmen en het werk een toenemende bron van stress wordt , waarna een uitputtingstoestand of overspanning optreedt en de (burnout-2) uitputtingstoestand zelf: (syndroom van non-specifieke, chronische stressklachten = overspanning=surmenage=neurasthenie).

  7. Neurasthenie

    Om het nog eens makkelijker te maken heeft neurasthenie een eigen International Classification of Diseases versie 10 code: F48 waarbij de definitie is:

    A. Een van de volgend ekenmerken moet aanwezig zijn: 1. Langdurige en storende moeheids of uitputtingsklachten na geringe mentale inspaning (zoals het uitvoeren of proberen uit te voeren van alledaagse bezigheiden, die geen grote mentale inspanning behoeven) 2. Langdurige en storende gevoelens van moeheid of lichamelijke uitputting na ene geringe lichamelijke inspanning.

    B. Tenminste een van de volgende symptomen moet aanwezig zijn:

    1. Spierpijn;
    2. Duizeligheid;
    3. Spanningshoofdpijne;
    4. Slaapstoornis;
    5. onvermogen te ontspannen;
    6. prikkelbaarheid.

    C. de klachten, zoals genoemd onder A1 en A2 gaan niet over door rust, ontspanning of afleiding.

    D. de duur van de stoornis is tenminste 3 maanden.

    E. De stoornis mag niet worden gediagnostiseerd bij aanwezigheid van organisch bepaalde emotionele labiliteit, post-encefalitisch syndroom, post ?contusio syndroom, stemmingsstoornissen, paniekstoornis of gegeneraliseerde angststoornis. Het is begrijpelijk dat veel leken en artsen door de vele (vermoeidheids-) bomen het (ME/CVS-) bos niet meer helder zien. Basis voor de diagnose ME/CVS blijven de Holmes- en CDC criteria.

  8. Vermoeidheid bij kanker

    In toenemende mate wordt de laatste jaren aandacht geschonken aan het fenomeen dat mensen die ?genezen? zijn van kanker soms te kampen krijgen met ernstige vermoeidheids klachten. Deze mensen zijn dus met succes behandeld zijn met chemotherapie en/ of radiotherapie. Soms treedt de moeheid pas op nadat ze jaren klachtenvrij (en in remissie van de kanker) geweest zijn. In een onderzoek hiernaar bij 48 mannen en 37 vrouwen blijkt 19% ernstig vermoeid te zijn vergelijkbaar met ME/CVS pati?nten met een CIS score van 35. En 28 % heeft een CIS score van 27 of meer. (Dit betekent gebrek aan concentratie, motivatie en lichamelijke activiteit). Uiteraard wordt hierbij ook het nut van CGT (cognitieve gedragstherapie) in toenemende mate onderzocht.

    ME/CVS pati?nten hebben meer concentratieproblemen dan vermoeiden na behandeling voor kanker.

    Er is geen relatie gevonden tussen de soort kanker, behandeling, behandelingsduur en de vermoeidheid. Er is een trend dat vermoeidheid vaker optreedt na bestraling. Vermoeiden na behandeling voor kanker zijn vaker depressief dan niet vermoeide kanker pati?nten. Een goede vragenlijst om de kwaliteit van leven mee te meten voor mensen niet genezen van kanker is de EORTC QLQ-C30. (lijsten Sickness impact profile SIP, Nottingham Profile NHP, MOS 36item Short Form Health Survey (SF-36), de Euro QOL instrument en de McGill quality of life questionnaire zijn enkele andere voorbeelden van de vele vragen lijsten met betrekking tot de meting van de kwaliteit van leven, maar zij zijn geen van alle toepasbaar bij terminale pati?nten, omdat er onvoldoende aandacht wordt geschonken aan de specifieke problemen van mensen aan het einde van hun leven. Het strekt zich uit over de 9 gebieden: onzekerheid, angst, depressie, woeden, direct en indirect, hulpbehoevendheid, competentie, sociale interacties, positieve gevoelens. Ook hier is er overlap met ME/CVS, maar er zijn toch grote verschillen. Het belangrijkste : ?aan ME/CVS ga je niet dood?. Belangrijk is dat veel tips die gelden voor mensen met ME/CVS ook van nut kunnen zijn voor mensen met vermoeidheid t.g.v. kanker.

Uit: informatiebrochure van T.Wijlhuizen,internist

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Recente Links