Bron:

| 3237 x gelezen

Cort Johnson, Health Rising, 5 september 2016

Een fantastische nieuwe speler op het veld van ME/CVS

Dr. Maureen Hanson is de laatste tijd druk in de weer met ME/CVS.

Vroeger bij Duke en Harvard en nu bij Cornell heeft ze heel wat naam opgebouwd. Ze heeft een familielid met ME/CVS, en daarmee ook een persoonlijk belang in deze ziekte. Bovendien schreef ze meerdere columns ter ondersteuning van ME/CVS-onderzoek. Haar blog voor Huffington Post “Be Aware and Beware” [“wees bewust en pas op”, n.v.d.r.] en haar post voor Congressional Hill “When Hoofbeats are Zebras” [“als hoefgetrappel zebra’s blijken”, n.v.d.r.] toonden aan dat ze niet bang is om uit het labo te komen en voor ons te pleiten. Ze grijpt elke kans aan om heel duidelijk te stellen dat ME/CVS een echte ziekte is. Haar laatste darmstudie ging viraal en werd opgepikt door meer dan 50 mediakanalen.

Niet lang geleden gaf ze een lezing op de conferentie Invest in ME, en op het Simmaron Patiëntenevenement en ze zit in het wetenschappelijk comité van de Simmaron Onderzoeksstichting.

Als extraatje schijnt ze ook heel goed te zijn in het binnenhalen van NIH-beurzen. Ze verscheen voor het eerst op het terrein van ME/CVS met een beurs om XMRV te bestuderen in 2011. Sinds 2011 heeft ze drie R21-beurzen voor ME/CVS gekregen, en ze werkt mee aan een grote RO1-beurs voor immuunfunctie met Fabian Campagne aan Cornell. Ze wordt ook financieel ondersteund door de Hitchens Foundation’s Chronic Fatigue Initiative. Ze blijkt een neus te hebben voor interessante studies. Ze is vast en zeker iemand om in het oog te houden.

Metabolomica

Nu begeeft ze zich op het terrein van de metabolomica. In het online webinar van Solve ME/CFS van begin september onthulde Hanson dat een kleine studie naar het metaboloom, die ze tot stand had gebracht met donaties, de kernbevindingen uit de Naviaux-studie had gerepliceerd: dat ME/CVS een hypometabolische ziekte is.

Haar studie was kleiner dan die van Naviaux: vergelijk de ca. 80 patiënten/controles en 621 metabolieten die gemeten werden in deze studie met de 32 patiënten/controles en 361 metabolieten in de pilootstudie van Hanson. Alle deelnemers aan haar studie waren ook vrouwelijk en kwamen allemaal van een ME/CVS-specialist, Dr. Susan Levine, die al een tijdje nauw samenwerkt met Dr. Hanson.


Naviaux merkte op dat het terrein zo snel verandert dat er een gebrek is aan standaardisering en dat dat te zien was aan zijn studie. Het team van Hanson gebruikte een ander soort massaspectrometer en verwerkte de stalen anders. Meer nog, als je Hanson zo hoorde, klonk het alsof alles in de Hansonstudie op een andere manier was gedaan.

Maar toch zijn Hansons kernbevindingen opvallend gelijkaardig aan die van Naviaux. Ze vond bijna over de hele lijn verlaagde metabolietwaarden; de volle achtentachtig procent van de metabolieten van de ME/CVS-patiënten was verlaagd (vergeleken met 84% in de studie van Naviaux).

Enkele gelijkaardige reactiepaden (fosfolipiden, purines, proline, vetzuurmetabolisme) kwamen naar boven en anderen niet. De dramatische verlaging in sfingolipiden die Naviaux vond, bijvoorbeeld, kwam er in de Hansonstudie niet uit, en Hanson vond verschillende reactiepaden die er in de Naviaux-studie niet uit kwamen.

Hanson suggereerde dat de compleet verschillende methodes die gebruikt werden, en ook de verschillende geografische regio waaruit de patiënten geselecteerd werden, de verschillen konden verklaren. Wat de verschillen ook zijn, de kernbevinding van een afgetekend hypometabolisme in ME/CVS stemde Hanson duidelijk enthousiast en ze stelde:

“De gelijkaardigheden stemmen ons hoopvol dat metabolomica ons heel bruikbare informatie zal geven over ME/CVS”

Hansons metabolomicageld is op, maar ze heeft een NIH-beurs aangevraagd. Een grote RO1-beurs in de wacht slepen – laat ons zeggen 3 miljoen dollar over verschillende jaren – zou natuurlijk een enorme stap voorwaarts zijn voor metabolomica-onderzoek bij ME/CVS.

Hoe vele symptomen in één kernpathologie passen…

Met de hulp van de Chronic Fatigue Initiative heeft Hanson ook mitochondriale genetica bestudeerd. Naviaux heeft gezegd dat mensen met ME/CVS geen genetische mitochondriale ziekte hebben, en Hansons resultaten ondersteunen die stelling. Meer nog, geen van de bijna 200 geteste patiënten vertoonde enige blijk van een overgeërfde mitochondriale aandoening. Ze vond echter wel bewijs – zoals Ron Davis has gesuggereerd – dat genetische polymorfismen zouden kunnen leiden tot verschillende symptomen bij verschillende ME/CVS-patiënten.

Maureen Hansons Webinar voor Solve ME/CFS Initiative

Eén gewijzigd mitochondriaal DNA-gen, bijvoorbeeld, bleek geassocieerd met darmsymptomen; een ander stond in verband met chemische overgevoeligheid, een probleem waar zo goed als geen onderzoek naar gebeurt, maar dat een vreselijke impact kan hebben. (Dr. Naviaux gelooft, opmerkelijk genoeg, dat lage energietoestanden vatbaar maken voor overgevoeligheidsreacties.) Hansons studie oppert dat genetische verschillen in de mitochondriën kunnen leiden tot een brede waaier aan symptomen bij ME/CVS. Ze merkte echter op dat veel, veel grotere studies nodig zijn om haar bevindingen te valideren.

Hanson is in geen geval klaar met de mitochondriën: ze is ook bezig met een studie van mitochondriale functie van NK-, T- en B-cellen. Het slecht functioneren van NK-cellen is één van de immuunafwijkingen die steeds opnieuw worden gevonden bij ME/CVS, maar problemen met T-celfunctie duiken ook op, net als meldingen van slecht functionerende B-cellen.

Zou het kunnen dat immuunproblemen bij ME/CVS veroorzaakt worden door een hypometabolisch of laagenergetisch immuunsysteem? Hanson gebruikt een Agilent-toestel om te bepalen of problemen met glycolyse (het energieproces dat ATP en ADP afscheidt door het omzetten van glucose) de immuuncellen richting slaapmodus sturen.

Hanson had het verder ook nog over haar recente darminzichten waaronder een vermindering (alweer een vermindering) in diversiteit en rijkdom aan microbiële soorten bij ME/CVS. Ze suggereerde ook dat de vermindering in microbiële diversiteit gezien in een zieke tweelingsbroer misschien gelinkt is aan zijn verminderde aerobische capaciteit.

Een nieuw Centrum voor ME/CVS

Hanson kondigde goed nieuws aan, nl. dat de Decaan van Cornell de toestemming had gegeven aan Dr. Hanson om een nieuw ME/CVS-onderzoekscentrum op te richting, met als naam “Centrum voor Uitputtende Neuroimmuunziekte”.

Het Centrum zal samenwerken met Betsy Keller van Ithaca College. Het telt drie onderzoekers, acht labo’s die ME/CVS-beurzen aangevraagd hebben of zullen aanvragen, en werkt samen met niet minder dan vijf dokters; en Hanson hoopt dat het in belangrijke mate zal groeien.

Het feit dat Hanson voelde dat het tijd was om een formeel centrum voor ME/CVS op te richten op Cornell, plus haar talent om de handen uit de mouwen te steken met een sterk team, is erg bemoedigend – zeker op Cornell, dat een hoog aangeschreven opleiding geneeskunde heeft. Het nieuwe Centrum zal vast en zeker een sterke kandidaat zijn voor het geplande onderzoeksconsortium van NIH.

Maureen Hanson is duidelijk het soort onderzoeker waarnaar we op zoek waren en waarvan we veel meer willen zien. Ze is erg toegewijd, ze kan beurzen binnenhalen, ze is moedig genoeg om een ME/CVS-onderzoekscentrum op te starten en ze werkt duidelijk goed samen met anderen.

Enkele ME/CVS-metabolomicastudies op til

De studie van Naviaux sprong er echt uit, maar er is een opvallend aantal andere groepen bezig met studies naar metaboloom/metabolisme/mitochondriën. McGregor in Australië, bijvoorbeeld, bestudeert al jaren metabolisme/metabolomica bij ME/CVS. Hieronder enkele metabolomica/mitochondriale studies die op komst zijn:

  • Hansons kleine metabolomicastudie bij ME/CVS (wordt op dit moment gereviewd)
  • Naviauxs/Ron Davis’ door OMF gefinancierde uitbreidingsstudie van Naviauxs recente studie
  • Naviauxs studie die het metaboloom van ME/CVS-patiënten vergelijkt met andere ziektes
  • Hansons studie over energieproductie van NK-, T- en B-cellen
  • De Lipkin/Hornig-studie die metabolomicaresultaten in het bloed verbindt met hun bevindingen in de darm
  • De metabolomicastudie van Bateman-Horne Center en Watanabe in Japan. In de studie, met een duidelijke stempel van Suzanne Vernon, zullen de Watanabe-studie, een Canadese Cytokinestudie van Michael Hougton en de autoantistoffenstudie van Alan Light allemaal dezelfde honderd patiëntenstalen gebruiken. Op die manier hebben ze de mogelijkheid om eventueel hun bevindingen samen te brengen…
  • Naths studie m.b.v. de metabolische kamer, in het kader van de Intramurale studie.
  • Verschillende studies van Armstrong en McGregor in Australië.
  • Het intern mitochondriaal onderzoek van Solve ME/CFS (meer daarover later)

De studie van Bateman-Horne

Samples to Japan

Depressie – soms een metabolische ziekte?

ME/CVS is misschien niet de enige ziekte die een kentering kan vinden in metabolomica. Laat ons snel even kijken naar een metabolomicastudie die een ommekeer zou kunnen betekenen voor de manier waarop de medische wereld kijkt naar depressie – een ziekte die vaak door dokters wordt verward met ME/CVS.

De mogelijke doorbraak begon, zoals zo vaak bij doorbraken, met één patiënt. Zoals vermeld in de Pittsburg Post-Gazette, wendden gefrustreerde dokters zich tot een biochemische geneticus toen ze alle behandelingsmogelijkheden uitgeprobeerd hadden op een behandelingsresistente jongeman met suïcidale depressie.

De geneticus stelde voor een metabolische analyse te maken van het hersen- en ruggenmergvocht van de jongeman. Die analyse gaf zijn leven een nieuwe wending. Nadat ze vaststelden dat hij tekorten had aan een eiwit dat tetrahydrobiopterine heet, of BH4, begonnen ze hem te behandelen met een stof die sapropterine heet. Hij herstelde, kon weer naar school en werkt nu in job die hij graag doet.

Nadat ze dezelfde resultaten bereikten bij vijf andere behandelingsresistente depressieve patiënten, begon de groep aan een grotere studie van honderden metabolieten in het ruggenmergvocht van 33 patiënten. Ongeveer twee derde van hen vertoonde aanzienlijke metabolische afwijkingen; meer dan de helft daarvan (12/21) had dezelfde folaattekorten in de hersenen als de jongeman. Allemaal vertoonden ze verbetering en bovendien verminderden hun zelfmoordgedachten door behandeling met een hoge dosis folinezuur.

Voor sommige jonge mensen die het protocol volgden, waren de verbeteringen ingrijpend. De ouders van een 13-jarige verklaarden dat ze na minder dan een maand folinezuur nemen “het gevoel hadden dat we onze Ben terug hadden”.

Dat wil niet zeggen dat alle patiënten dat soort resultaten boekten, maar het toont wel aan dat deze technologie het vermogen geeft om tot nieuwe inzichten te komen, die kunnen leiden tot ingrijpende verbeteringen, zelfs bij schijnbaar hardnekkige ziektes zoals behandelingsresistente depressie (en wie weet… misschien ME/CVS).

Je kan je afvragen wat een metabolomische analyse van het hersen- en ruggenmergvocht van ME/CVS-patiënten ons zou laten zien…

© Health Rising. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids


Lees ook

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Recente Links