Bron:

| 7374 x gelezen

Ontdekking, samen met onthulling van onderliggende biologie, zou kunnen leiden tot een snellere, meer accurate diagnose, en meer doeltreffende, gepersonaliseerde therapieën

Scott LaFee, UC San Diego Health, 29 augustus 2016

Myalgische Encefalomyelitis (ME), ook wel (n.v.d.r. vaak ten onrechte) bekend als chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), is een mysterieuze en gekmakende ziekte, zonder remedie of bekende oorzaak. Maar onderzoekers aan de Faculteit Geneeskunde van de University of California San Diego gebruikten verschillende technieken om gericht metabolieten in bloedplasma te identificeren en beoordelen en hebben op deze manier een kenmerkende chemische handtekening voor deze invaliderende ziekte geïdentificeerd én een onverwachte onderliggende biologie: het is vergelijkbaar met het “dauerstadium” en andere hypometabolische syndromen zoals calorische restrictie, diapauze, en hibernatie (winterslaap).

Dauer is het Duitse woord voor persistentie of lange duur. Het is soort stilstand in de ontwikkeling bij sommige ongewervelden die wordt ingegeven door zware omgevingscondities. De bevindingen zijn in PNAS in het nummer van 29 augustus online gepubliceerd.

“ME/cvs is een zeer uitdagende ziekte,” zei de eerste auteur Dr. Robert K. Naviaux, PhD, professor in de geneeskunde, pediatrie en pathologie en directeur van het Mitochondrial and Metabolic Disease Center aan de Faculteit Geneeskunde van de UC San Diego. “Het beïnvloedt meerdere systemen van het lichaam. Symptomen variëren en komen vaak voor bij heel wat andere ziekten. Er is geen diagnostische laboratoriumtest. Patiënten kunnen tienduizenden dollars en heel wat jaren spenderen om een juiste diagnose te krijgen.”

Naar schatting lijden maar liefst 2.5 miljoen Amerikanen aan ME/cvs. Het treft meestal vrouwen tussen 30 en 50 jaar, hoewel beide geslachten en alle leeftijden getroffen kunnen worden. Het primaire symptoom is postexertionele malaise (N.v.d.r. in het origineel persbericht stond vermoeidheid als primair symptoom vermeld, echter gezien de stand van de wetenschap, de in de studie gebruikte inclusiecriteria van IOM en CCC lijkt onze toevoeging accurater). Andere daaruit voortvloeiende symptomen gaan van ernstige vermoeidheid, spierpijn en hoofdpijn tot slaap- en geheugenproblemen. De symptomen moeten ten minste zes maanden aanhouden.

Naviaux en collega’s bestudeerden 84 personen: 45 mannen en vrouwen die voldeden aan de diagnostische criteria voor ME/cvs (n.v.d.r. die voldeden aan de IOM-criteria, de Canadese criteria en de Fukuda criteria) en 39 gematchte controles. De onderzoekers richtten zich op 612 metabolieten (stoffen geproduceerd door het proces van metabolisme) van 63 biochemische reactiepaden (“pathways”) in bloedplasma. Ze vonden dat personen met ME/cvs afwijkingen vertoonden in 20 metabolische reactiepaden. Tachtig procent van de gemeten diagnostische metabolieten waren verlaagd, wat overeenkomt met een hypometabolisch syndroom of verminderd metabolisme (stofwisseling). De diagnostische nauwkeurigheid was meer dan 90 procent.

“Ondanks de heterogeniteit van ME/cvs, de diversiteit van factoren die tot deze aandoening leiden, tonen onze bevindingen aan dat de cellulaire metabolische respons hetzelfde is bij de patiënten,” zei Naviaux. “En interessant is dat het chemisch vergelijkbaar is met het “Dauerstadium” dat je in bepaalde organismen ziet, dat in werking treedt wanneer omgevingsstressoren tot een vertraging van de stofwisseling leiden om overleven onder omstandigheden die anders celdood kunnen veroorzaken, mogelijk te maken. Bij ME/cvs gaat deze vertraging ten koste van langdurige pijn en invaliditeit.”

Naviaux zei dat de bevindingen aantonen dat ME/cvs een objectief identificeerbare chemische handtekening bezit bij zowel mannen als vrouwen en dat de beoogde metabolomica, die direct informatie over kleine moleculen verstrekt, bruikbare informatie over behandelingen kan bieden. Er waren slechts 25 procent van de metabolietenverstoringen, die bij elke persoon werden gevonden, nodig voor de diagnose van ME/cvs. Ruwweg 75 procent van de afwijkingen waren uniek voor elke persoon, waarvan Naviaux zei dat dit nuttig is als leidraad voor op maat gemaakte, persoonlijke behandelingen.

“Dit werk opent een nieuwe weg naar zowel het begrijpen van de biologie van ME/cvs, als – wat vooral belangrijk is voor patiënten – een robuuste, rationele manier om nieuwe behandelingen te ontwikkelen voor een ziekte die dit hard nodig heeft.”

De auteurs van de studie merkten op dat meer onderzoek nodig is waarbij grotere groepen deelnemers uit verschillende geografische gebieden worden gebruikt om zowel de universaliteit als specificiteit van de bevindingen te valideren.

Coauteurs zijn: Jane C. Naviaux, Kefeng Li, A. Taylor Bright, William A. Alaynick, en Lin Wang, all aan UC San Diego; and Asha Baxter, Neil Nathan, Wayne Anderson, en Eric Gordon, Gordon Medical Associates.

Financiering voor dit onderzoek kwam deels van het Christini Fund van UC San Diego, The Wright Family Foundation, The Lennox Foundation, de It Takes Guts Foundation, het Mitochondrial Disease Research Fund van UC San Diego en giften van Tom Eames en Tonye Marie Castenada.

Voor meer informatie over ME/cvs en mitochondriaal onderzoek, bezoek naviauxlab.ucsd.edu.

© UC San Diego health. Vertaling Zuiderzon, redactie Poppetje, ME-gids.


Metabolic features of chronic fatigue syndrome

Metabole kenmerken van chronisch vermoeidheidssyndroom

Robert K. Naviaux, Jane C. Naviaux, Kefeng Lia, A. Taylor Bright, William A. Alaynick, Lin Wang, Asha Baxter, Neil Nathan, Wayne Anderson, and Eric Gordon

PNAS, 2016: doi: 10.1073/pnas.1607571113

Significantie

ME/cvs is multisysteemziekte die langdurige pijn en invaliditeit veroorzaakt. Het is moeilijk te diagnosticeren vanwege zijn veelvormige symptomen en het gebrek aan een diagnostische laboratoriumtest. We kunnen rapporteren dat doelgerichte, breedspectrum metabolomica van plasma niet alleen een kenmerkende chemische handtekening maar ook een onverwachte onderliggende biologie onthulden. Metabolomica toonden aan dat ME/cvs een sterk gecoördineerde hypometabolische respons is op omgevingsstress dat sporen achterlaat in mitochondriën en vergelijkbaar was met het klassiek bestudeerde ontwikkelingsstadium van dauer. Deze ontdekking opent een nieuwe weg voor de rationele ontwikkeling van nieuwe therapieën en identificeert metabolomica als een krachtige tool om de chemische verschillen te identificeren die aan gezondheid en ziekte bijdragen.

Samenvatting

Meer dan 2 miljoen mensen in de Verenigde Staten hebben myalgische encephalomyelitis / chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/cvs).

We voerden doelgerichte, breedspectrum metabolomica uit om inzicht te krijgen in de biologie van ME/cvs.

We bestudeerden in totaal 84 personen met behulp van deze methoden. Vijfenveertig personen (n = 22 mannen en 23 vrouwen) voldeden aan de diagnostische criteria voor ME/cvs van het Institute of Medicine, de Canadese criteria en de Fukuda criteria. Negenendertig personen (n = 18 mannen en 21 vrouwen) waren op leeftijd en geslacht gematchte normale controles. Mannen met ME/cvs waren 53 (±2.8) jaar oud (gemiddeld ± SEM; range 21-67 jaar). Vrouwen waren 52 (±2.5) jaar oud (range 20-67 jaar).

De Karnofsky-scores waren 62 (±3.2) voor mannen en 54 (±3.3) voor vrouwen.

We richtten ons op 612 metabolieten in plasma van 63 biochemische pathways door hydrofiele interactie-vloeistofchromatografie, elektrosprayionisatie, en tandem massaspectrometrie in een single injectiemethode. Patiënten met ME/cvs vertoonden afwijkingen in 20 metabolische reactiepaden (pathways). Tachtig procent van de diagnostische metabolieten waren verlaagd, wat overeenkomt met een hypometabolisch syndroom.

Afwijkingen in reactiepaden omvatten sfingolipiden, fosfolipiden, purine, cholesterol, microbioom, pyroline-5-carboxylaat, riboflavine, vertakte keten aminozuren, peroxisomaal, en mitochondriaal metabolisme. Analyse van de oppervlakte onder deROC-curve toonde een diagnostische accuraatheid van 94% aan [95% betrouwbaarheidsinterval (CI), 84–100%] bij vrouwen met behulp van 13 metabolieten.



Afb. Metabolomische diagnose van ME/cvs. (A) Mannen. (B) Vrouwen. Multivariate analyse m.b.v. PLSDA onderscheidde duidelijk de controles en patiënten met ME/cvs bij zowel mannen als vrouwen. (C) Impactanalyse biochemische reactiepaden – mannen. De top vijf stoornissen in reactiepaden bij mannen waren verantwoordelijk voor 82% van de metabolische impact. Deze waren sfingolipiden (49%); fosfolipiden (16%); P5C, Arg, en proline (Pro) (7%); glycosfingolipiden (6%); en cholesterol (4%). (D) Vrouwen. De top zes bij vrouwen waren verantwoordelijk voor 83% van de metabolische impact. Deze waren sfingolipiden (35%); fosfolipiden (26%); glycosfingolipiden (9%); purines (5%); microbioom (5%); en P5C, Arg, en Pro (3%). (E) Metabolische reactiepaden die verstoord zijn bij ME/cvs. Een totaal van 20 reactiepaden waren verstoord bij mannen en vrouwen met ME/cvs. Negen daarvan kwamen bij beiden voor, en 11vertoonden genderverschillen. (F) Diagnostische en geïndividualiseerde afwijkingen in metabolieten – vrouwen. Het aantal abnormale metabolieten die diagnostisch waren voor ME/cvs, zoals bepaald door multivariate analyse, is in groen aangeduid. Het aantal metabolieten die abnormaal zijn (≥2 SD boven of onder het controlegemiddelde) maar niet specifiek kenmerkend voor ME/cvs, zijn in rood weergegeven.

Onze data tonen dat ondanks de heterogeniteit van factoren die tot ME/cvs leiden, de cellulaire metabolische respons bij patiënten homogeen, statistisch robuust, en chemisch vergelijkbaar waren met de evolutionaire geconserveerde persistentierespons op omgevingsstress die als dauer bekend staat.

© Naviaux et al., 2016

Citeren?

Naviaux RK, Naviaux JC, Lia K, Bright AT, Alaynick WA, Wang L, Baxter A, Nathan N, Anderson W, and Gordon E (2016). Metabolic features of chronic fatigue syndrome. PNAS (early edition, 29 augustus 2016): doi: 10.1073/pnas.1607571113

Abstract | Full Text (HTML) |Full Text (PDF) |Figures Only | Supporting Information

Metabolic features of chronic fatigue syndrome


Baanbrekende studieresultaten m.b.t. het metaboloom bij ME/cvs door Naviaux et al.

Ron Davis: “dit is de belangrijkste en meest baanbrekende studie naar ME/cvs tot op heden”

Open Medicine Foundation, 30 augustus 2016

Commentaar van Dr. Ron Davis:

De publicatie “Metabolic Features of Chronic Fatigue Syndrome” (metabolische karakteristieken van ME/cvs) door Naviaux RK, et al. is een mijlpaal in ME/cvs-onderzoek. Het is de belangrijkste en meest baanbrekende studie naar ME/cvs tot op heden.

Verder werkend aan de aanwijzingen van metabolische veranderingen bij ME/cvs, verschaft deze studie de eerste uitvoerige, kwantitatieve demonstratie van de metabolische tekorten die de ziekte kenmerken. Zij definiëren een duidelijke metabolische ‘handtekening’, die patiënten accuraat onderscheidt van gezonde individuen.

Deze handtekening was consistent, zelfs onder patiënten met verschillende symptomen of ziekteveroorzakende gebeurtenissen. Deze bevindingen zijn opwindend nieuws voor zowel patiënten als onderzoekers.

Niet alleen onderbouwen zij de biologische realiteit van deze gestigmatiseerde ziekte, zij wijzen ook naar de meest veelbelovende kandidaat-biomarker voor ME/cvs die het vakgebied heeft gezien. Een biomarker voor ME/cvs – waar wetenschappers lang op hebben gewacht – zou de nauwkeurige en objectieve diagnostiek mogelijk maken die nooit mogelijk is geweest voor deze ziekte. Daarnaast zou het de zoektocht naar behandelingen doen versnellen.

De studie van Dr. Naviaux suggereert dat deze beide pogingen zouden kunnen worden ontworpen op een manier die alle patiënten ten goede komt, ongeacht hun symptomen en veroorzakende gebeurtenissen (die niet altijd bekend zijn).

Naast een veel voorkomende metabolische reactie laten patiënten een scala aan individuele reacties zien. Deze individuele reacties kunnen bijdragen aan de symptomatische verschillen en zouden gedeeltelijk veroorzaakt kunnen worden door genetische verschillen. Vergelijkbaar zou het effectief behandelen van ME/cvs twee onderdelen kunnen vereisen: een algemene behandeling voor alle patiënten en een gepersonaliseerde behandeling. Dit verklaart de overvloed aan behandelingen, die individuele patiënten hebben geholpen, maar slechts zelden werken bij andere patiënten.

Een andere belangrijke bevinding uit deze studie is het feit dat de metabolische reactie, die wordt waargenomen bij ME/cvs, tegengesteld is aan het patroon dat wordt waargenomen bij acute infectie en bij het metabool syndroom. Dit resultaat ondersteunt het controversiële idee dat, terwijl infectie vaak de veroorzakende gebeurtenis is voor ME/cvs, dit niet bijdraagt aan de voortdurende ziekte. Belangrijk op te merken, is het feit dat in de afwezigheid van bewijs van een actieve infectie, het plausibel is dat de langdurige antibioticabehandelingen die vaak voor ME/cvs patiënten worden gebruikt, meer kwaad dan goed doen.

Deze baanbrekende studie presenteert dus verschillende nieuwe bevindingen van groot belang voor de ME/cvs patiënten, medische en onderzoeksgemeenschappen – en misschien het allerbelangrijkst – voor de zoektocht naar behandelingen. Om deze bevindingen een impact te laten hebben op de zorg voor patiënten, is verder onderzoek en validatie via onafhankelijke studies van cruciaal belang. Om deze reden heeft de Open Medicine Foundation de volgende studie met een grotere patiëntensteekproef gefinancierd, waarbij Dr. Naviaux de metabolische handtekening voor ME/cvs zal valideren in een grotere, geografisch diverse steekproef, en ik zal de rol van genetica onderzoeken bij de individuele reacties. Deze studies lopen reeds. Wij hebben Dr. Naviaux eerder dit jaar benoemd in de wetenschappelijke adviesraad van OMF en we zijn dankbaar voor zijn expertise in het helpen ontrafelen van de metabolische mysteries van deze invaliderende ziekte.

Wij bevinden ons eindelijk op het juiste pad om ME/cvs te leren begrijpen. Wij en vele van onze medewerkers werken hard om deze nieuwe inzichten te vertalen in algemene en gepersonaliseerde behandelingen.

Hoe meer steun ons onderzoek krijgt, hoe sneller dat zal plaatsvinden. Ontdek hier hoe je onderzoek naar ME/cvs kan steunen.

© Open Medicine Foundation. Vertaling Meintje, redactie NAHdine en Zuiderzon, ME-gids.

Virussen en ME/CVS, Verklaring door Ron Davis


Open Medicine Foundation, 7 september 2016

Er is heel wat bewijs dat een waaier aan virussen ME/CVS kunnen uitlokken, maar het is minder duidelijk of een virus een rol speelt in het in stand houden van de ziekte. Hoe dan ook hebben sommige patiënten mogelijk een aanhoudend probleem met virussen, vooral die virussen die we altijd bij ons dragen zoals EBV en HHV6.

Deze virussen worden normaalgezien onder controle gehouden door het immuunsysteem. Eender welke onderdrukking van het immuunsysteem kan reactivering van deze virussen veroorzaken (bv. zona/gordelroos). Het is mogelijk (we hebben nieuwe data die dit ondersteunen) dat het immuunsysteem enigszins beschadigd is, wat het moeilijk maakt om deze virussen onderdrukt te houden. Als we de oorzaak van deze ziekte kunnen vinden en ze kunnen genezen, zou dit virusprobleem moeten verdwijnen.

Bovendien bestaat er een vaak voorkomend misverstand over virale infectie bij sommige patiënten en zelfs sommige dokters. De meeste virale tests gebruikt door dokters meten de aanwezigheid van antistoffen tegen virussen, niet de virussen zelf. De aanwezigheid van antistoffen toont aan dat de persoon in het verleden een virale infectie heeft gehad, maar het bewijst niet dat die nog steeds aanwezig is.

Een rechtstreekse virustest is noodzakelijk om uit te vissen of er een virus aanwezig is. De modernste test op dit moment is een PCR-test voor DNA of RNA van een virus. (Een serologisch onderzoek is een test naar antistoffen, niet virussen.)

We voeren deze directe PCR-tests uit in de Studie van Ernstig Zieke Patiënten, en ook uitgebreide DNA-sequencing voor eventuele tot hiertoe onontdekte virussen. We moeten ons blikveld openhouden en alle ideeën op tafel leggen en de data volgen.

Ons doel is een correcte biomarker vinden, de oorzaak vinden, een behandeling voor de oorzaak vinden, een remedie vinden en dan de ziekte voorkomen.

Ronald W. Davis, Ph.D.

Professor Biochemie en Genetica, Stanford University

Directeur, Stanford Chronic Fatigue Syndrome Research Center and Stanford Genome Technology Center

Directeur, Wetenschappelijke adviesraad, Open Medicine Foundation

© Open Medicine Foundation. Vertaling Abby, ME-gids.


Metabolische kenmerken van ME/cvs – vraag en antwoord met Dr. Robert Naviaux

Open Medicine Foundation , 30 augustus 2016

Naviaux Lab, 31 augustus 2016, Naviaux Lab, 9 september 2016

Dr. Naviaux heeft een baanbrekende studie “Metabolic features of ME/cfs” gepubliceerd. Hieronder vindt u vragen en antwoorden over een aantal belangrijke aspecten van de studie.

Vraag 1: een aantal mensen voert nog steeds het argument aan dat ME/cvs geen echte ziekte is maar allemaal tussen de oren zit. Helpt uw ontdekking van een chemische handtekening deze mythe verbrijzelen?

Ja, de chemische handtekening die wij hebben ontdekt, is bewijs dat ME/cvs een objectieve metabolische stoornis (stofwisselingsstoornis) is die invloed heeft op het mitochondriale energiemetabolisme, de immuunfunctie, het microbioom, het autonoom zenuwstelsel, het neuro-endocriene stelsel en andere hersenfuncties. Deze 7 systemen zijn allemaal met elkaar in een netwerk verbonden dat constant met elkaar communiceert. Terwijl het waar is dat je een van deze systemen niet kunt veranderen zonder compenserende veranderingen te veroorzaken in de andere, is het de taal van de chemie en het metabolisme die hen allemaal met elkaar verbindt.

(toevoeging) Vraag 1.1 : U ontdekte dat ME/CVS veroorzaakt is door chemische veranderingen, maar waarom stelt u dan vragen over trauma in de kindertijd in uw nieuwe vragenlijst voor de uitgebreide ME/CVS-metabolomicastudie? De vragen gaven me het idee dat u net zo bent als alle andere dokters die me hebben gezegd dat ME/CVS tussen mijn oren zit.

Het antwoord op deze vraag is gelaagd. Misschien wel het belangrijkste punt is gebaseerd op onze ontdekking dat de hersenen het metabolisme controleren. Eender welke factor die een chronische verandering veroorzaakt in hoe de hersenen werken, zal leiden tot objectieve chemische veranderingen in het bloed. Het is een wisselwerking: eender welke chronische verandering in eender welk van de 7 systemen opgelijst in vraag 1 zal in het bloed compenserende chemische veranderingen voortbrengen die gecoördineerd worden door de hersenen, maar ze kunnen ook de hersenfunctie veranderen. Diepgaand persoonlijk verlies, rouw, depressie, ongerustheid, chronische pijn, angst en PTSS veroorzaken allemaal chemische veranderingen in het bloed die we kunnen meten via metabolomica. In het geval van PTSS hebben wetenschappers ontdekt dat een voorgeschiedenis van psychologisch trauma in de kindertijd één van de sterkste risicovoorspellers is van of een veteraan uit Irak of Afganistan zal thuiskomen met PTSS. We proberen op een objectieve manier deze chemische eigenschappen van risico te bestuderen. De wetenschap achter het uitgebreide ME/CVS-metabolomica-onderzoek vereist dat we zowel aan ME/CVS-testpersonen als aan normale controles vragen stellen over psychologisch trauma om te kijken of dit de vatbaarheid voor ME/CVS in het latere leven vergroot, en om te kijken hoe doorgemaakt trauma een invloed zou kunnen uitoefenen op de huidige metabolomica.

Vraag 2: waar past ME/cvs tussen andere soorten hypometabolische toestanden of syndromen?

Alle dieren hebben manieren om te reageren op veranderingen in omgevingscondities, die de overleving bedreigen. Wij ontdekten dat er een opmerkelijke uniformiteit is bij deze cellulaire reactie, ondanks de vele uitlokkende factoren die het kan veroorzaken. Wij hebben de term “cell danger response” (CDR) [reactie van een cel op gevaar] gebruikt om de chemische kenmerken te beschrijven die ten grondslag liggen aan deze reactie. Historische veranderingen in de seizoensafhankelijke beschikbaarheid van calorieën, microbiële ziekteverwekkers, vochttekort en andere milieu-invloeden, hebben ons ervan verzekerd dat we allemaal honderden tot duizenden genen hebben geërfd die onze voorouders gebruikten om al deze omstandigheden te overleven.

Het lichaam reageert anders op de afwezigheid van hulpbronnen (bijv. caloriebeperking of hongersnood) dan op de aanwezigheid van pathogenen en toxines. We kunnen twee reacties classificeren: een eenstapsreactie op de afwezigheid van hulpbronnen en een tweestappenproces in reactie op de aanwezigheid van een bedreiging. Beide reacties worden voltooid door een terugkeer naar een normaal metabolisme en functioneren. Als de hulpbronnen ernstig beperkt of afwezig zijn, wordt er voorbijgegaan aan de volledige CDR. De toestroom van voedingsstoffen door het metabolisme wordt verminderd om beperkte hulpbronnen te behouden in een poging om de hongersnood te ‘overleven’. Dit wordt vaak een caloriebeperkende reactie genoemd.

Aan de andere kant, als de cel een actieve virale, bacteriële of schimmelaanval het hoofd moet bieden, of bepaalde soorten parasitaire infecties, ernstig fysiek trauma of zelfs een chronisch psychisch trauma (hetgeen een vergelijkbare chemische verandering veroorzaakt in het metabolisme) activeert dit de tweestapsreactie. De eerste stap is om acuut de CDR te activeren. Aangeboren immuniteit en inflammatie worden gereguleerd door de metabolische kenmerken van de CDR. Activatie van de CDR stelt een krachtige aaneenschakeling in werking van reacties die sterk worden gedirigeerd om de bedreiging te bevechten. Deze zijn op maat gemaakt om de cel te verdedigen tegen ofwel pathogenen binnen in de cel ofwel pathogenen buiten de cel, het pathogeen te doden en te ontmantelen, de schade te beperken en te repareren, de ontmoeting op te slaan in het metabolische en immunologische geheugen, de CDR te stoppen en om te genezen.

In de meeste gevallen is deze strategie effectief en wordt het normale metabolisme na een paar dagen of weken van ziekte hersteld, en is het herstel voltooid na een paar weken of maanden. Bijvoorbeeld, slechts een klein percentage van de mensen die acuut geïnfecteerd zijn met het Epstein-Barrvirus (EBV) of het humaan herpesvirus (HHV-6), of met de ziekte van Lyme, ontwikkelt daarna chronische symptomen. Als de CDR actief blijft, kunnen vele soorten chronische complexe ziekten voorkomen. In het geval van ME/cvs, als de CDR vastloopt of niet in staat is om gevaar het hoofd te bieden, komt er een tweede stap bij die een soort belegeringsmetabolisme inhoudt, die hulpbronnen verder weg leidt van de mitochondriën en belangrijke metabolieten apart zet of overboord gooit en bijkomende factoren, om hen niet meer beschikbaar te laten zijn voor een binnenvallend pathogeen of handelt om toxines af te zonderen om de systemische blootstelling te beperken. Dit heeft het effect van verdere versteviging van de hypometabolische toestand. Als de hypometabolische reactie op bedreigingen meer dan 6 maanden aanhoudt, kan het ME/cvs veroorzaken en leiden tot chronische pijn en handicap. Metabolomica biedt ons een manier om deze reactie objectief te karakteriseren, en een manier om de chemische reactie op nieuwe behandelingen te volgen in systematische klinische studies.

Vraag 3: u spreekt over een chemische handtekening die vergelijkbaar is met een toestand van winterslaap. Welk soort dieren vertoont een vergelijkbare handtekening in winterslaap?

Ik zou de term winterslaap niet gebruiken om ME/cvs te omschrijven. Mensen gaan niet in winterslaap. Winterslaap is slechts een van een handvol hypometabolische toestanden die bij verschillende dieren bestudeerd is. Er zijn vele andere, die namen hebben als dauer, diapauze, verdoving (torpor), zomerslaap (estivation), calorische restrictie, etc. Veel soorten milieu-invloeden zullen het hypometabolisme uitlokken bij mensen. In onze ervaring is de metabolische handtekening van dauer meer vergelijkbaar met ME/cvs dan enkele van de andere hypometabolische toestanden die bestudeerd zijn.

Een van de belangrijkste punten van onze metabolische studie naar ME/cvs was om andere wetenschappers een nieuw hulpmiddel te geven om al deze hypometabolische toestanden, ontwikkelingsstadia en syndromen te analyseren, zodat de overeenkomsten en verschillen objectief bestudeerd kunnen worden en rationele nieuwe therapieën ontwikkeld kunnen worden.

Vraag 4: zijn mannen en vrouwen echt zo verschillend bij ME/cvs?

Ja. Ongeveer 40-50% van alle metabolieten die wij met onze methode hebben gemeten, hebben een verschillende normale concentratie bij mannen en vrouwen. Dit houdt niet allemaal verband met testosteron en oestrogeen. Letterlijk honderden metabolieten zijn op verschillende concentraties afgesteld bij mannen en vrouwen. Op het niveau van de reactiepaden (pathways) ontdekten we dat mannen en vrouwen 9 van de 20 (45%) biochemische reactiepaden deelden die verstoord waren bij ME/cvs-patiënten. Elf reactiepaden (55%) waren prominenter aanwezig bij mannen of vrouwen. Om metabolomica op de juiste manier toe te passen, moet je een adequaat aantal op leeftijd en geslacht gematchte controles hebben. Als gezonde mannen en vrouwen bij elkaar worden gevoegd als controles, is de kracht om metabolische verschillen te zien bij ME/cvs en vele andere ziekten, erg verminderd.

Evenzo verschilt het metabolisme van een man van 25 jaar van dat van een man van 35 jaar, en overduidelijk van dat van een vrouw van 25 jaar. In elk decennium van het leven komen er veel metabolische veranderingen voor als onderdeel van een normale ontwikkeling en veroudering. Als de juiste op leeftijd en sekse gematchte controlepersonen worden gebruikt, is metabolomica één van de krachtigste nieuwe tools die beschikbaar zijn voor artsen en wetenschappers om chronische complexe ziekten te bestuderen.

Vraag 5: hoe staan de metabolische veranderingen die u identificeerde bij ME/cvs, in verband met de recente interesse in epigenetica en methylatiepaden?

Alle covalente chemische wijzigingen van DNA en histonen die genexpressie reguleren, zijn het gevolg van metabolische veranderingen, die door mitochondriën aangestuurd worden. Bijvoorbeeld, alle DNA- en histonenmethylatie hangt af van de beschikbaarheid van S-Adenosylmethione (SAMe). Fosforyleringsreacties hangen af van de beschikbaarheid van ATP. Acetylering hangt af van de beschikbaarheid van Acetyl-CoA. Demethylering hangt af van de beschikbaarheid van zuurstof en alfa-ketoglutaraat. Andere demethyleringsreacties vereisen de beschikbaarheid van FAD+ en genereren peroxide. Deacetylatie hangt enkel af van de beschikbaarheid van NAD+. DNA ADP-ribosylatie hangt ook af van de beschikbaarheid van NAD+.

De activiteit van de hoofdbrandstofregulator AMP kinase (AMPK) hangt af van de opbouw van AMP of de de novo purine biosynthese intermediate AICAR (aminiomidazole carboxamide ribotide). mTOR is een andere belangrijke barometer van de cellulaire brandstoftoestand. mTOR-activiteit vereist de beschikbaarheid van leucine. Al deze metabolieten die epigenetica en genexpressie aansturen, worden voornamelijk bestuurd door mitochondriaal metabolisme. Dit is logisch omdat alle cellulaire activiteiten moeten reageren op plaatselijke beschikbaarheid van hulpbronnen en flexibel moeten blijven om te reageren op potentiële bedreigingen, die de cellulaire gezondheid veranderen. Mitochondriën zijn de voornaamste toezichthouders en regulators van het cellulaire metabolisme.

Met betrekking tot cytoplasmische methyleringsreacties waarbij foliumzuur- en B12- metabolisme betrokken zijn, spelen mitochondriën ook een sleutelrol bij het reguleren van de afgifte van formiaat, de balans van NADHP en NADP+, NADH en NAD+, FADH2 en FAD+, propionyl-CoA en succiny-lCoA en glycine en serine. Uiteindelijk beïnvloeden al deze mitochondriale reacties het getij van substraten, die beschikbaar zijn voor methionine, cysteïne, glutathion en taurine metabolisme. Eb en vloed van deze metabolieten bepalen de balans tussen het overleven en de dood van de cel. Deze reacties worden in figuur S6 van de bijlage van onze paper online geïllustreerd.

Vraag 6: op welke manier zouden uw resultaten kunnen helpen bij de behandeling van ME/cvs?

Deze eerste paper was niet gericht op behandeling. Metabolomica onthult echter een nieuw venster naar de onderliggende biologie van ME/cvs, die ons erg hoopvol maakt dat er spoedig effectieve behandelingen komen. Metabolomica zal een belangrijk onderdeel zijn van elke klinische studie naar nieuwe behandelingen voor ME/cvs. Het zal ook een belangrijke rol spelen in het analyseren van overeenkomsten en verschillen van klassieke laboratoriummodellen van hypometabolische toestanden zoals dauer.

TOEVOEGING:

Vraag 7: hoe zou u reageren op de recente verklaring van Dr. Ronald Davis: “Wat er belangrijk is om op te merken, is dat in de afwezigheid van bewijs van een actieve infectie, het aannemelijk is dat langdurige antibioticabehandelingen die vaak gebruikt worden voor ME/cvs-patiënten, meer slecht dan goed doen.”

Ik ben het hier volledig mee eens. Veel antibiotica zoals tetracyclines, erythromycine en de fluoroquinolen (vb. Ciprofloxacine) en antiviralen zoals aciclovir, fialuridine, AZT en ddC onderdrukken ook de mitochondriale functies wanneer ze langdurig gebruikt worden (doorgaans langer dan ongeveer 3 weken). Omdat mitochondriën afstammen van vrij levende bacteriën, is hun machinerie voor eiwitsynthese, RNA-synthese, en DNA-replicatie gevoelig voor veel antibiotica, en voor redenen die uniek zijn voor de mitochondriale DNA-synthese, zijn ze ook gevoelig voor antiviralen. Chronisch gebruik van deze geneesmiddelen kan meer kwaad dan goed doen als er niet langer goed bewijs is voor een actieve infectie. Wanneer mitochondriale functies ernstig worden beïnvloed door langdurig gebruik van bepaalde antibiotica, ontstaat er een golfeffect in het metabolisme en de genexpressie dat verder de energieproductie door mitochondriën kan verslechteren, waarbij een actieve “cell danger response” die tijdens een actieve infectie optreedt, wordt omgezet in een hypometabolische overlevingsreactie.

Op het gebied van mitochondriale geneeskunde zijn we bijzonder gevoelig voor deze problemen van iatrogene toxiciteit omdat bepaalde geneesmiddelen die de mitochondriale functies onderdrukken, erg vaak gebruikt worden bij patiënten zonder mitochondriale ziekte. Statines, valproaat, en metformine bijvoorbeeld kunnen voor problemen zorgen bij patiënten met vooraf bestaande mitochondriale disfunctie. De meeste artsen denken niet over hoe sommige antibiotica, antiviralen, en andere gebruikelijke geneesmiddelen de mitochondriale functie kunnen onderdrukken wanneer deze langdurig gebruikt worden. Onze patiënten met mitochondriale ziekte zijn vaak degene die hun artsen inlichten over de mitochondriale gevaren van veel gangbare geneesmiddelen.

Ik weet dat dit een gevoelig gebied is voor veel mensen die met ME/cvs worstelen. Het is belangrijk om te benadrukken dat individuele medische beslissingen gestuurd moeten worden door individuele reacties op een behandeling. Medische beslissingen zouden genomen moeten worden op basis van wetenschap, maar kunnen niet alleen gebaseerd zijn op abstracte wetenschappelijke concepten zonder daarbij de vele andere klinische variabelen in beschouwing te nemen die relevant zijn voor de zorg van elke specifieke patiënt, behandeld als individu. Sommige patiënten voelen zich beter met geneesmiddelen die we zouden beschouwen als onderdrukkers van mitochondriaal functioneren. Dit heeft mogelijk niks te maken met conventionele farmacologische classificatie van het geneesmiddel als antiobiotica, antivirale middelen, anticonvulsiemiddelen, antidepressiva, neuroleptica of cholesterolverlagers. De meeste geneesmiddelen hebben een effect op het metabolisme naast hun primaire werking. Omdat het terrein van de metabolomica zo nieuw is, zijn de “farmacometabolomische” effecten van geneesmiddelen nog niet goed bestudeerd.

Vraag 8: aangezien mitochondriën twee belangrijke functies in de cel hebben – energiemetabolisme en cellulaire afweer – is het mogelijk dat een functie overactief kan zijn ten koste van de ander?

Ja. Dat is een belangrijk concept. Ons labo classificeert alle complex chronische ziekten als zijnde het gevolg van ofwel mitochondriaal onderfunctioneren of mitochondriaal overfunctioneren. Elk type heeft zowel genetische als omgevingsfactoren als oorzaken, maar omgevingsfactoren overtreffen genetische oorzaken in de kliniek met een verhouding 10:1. Alleen expertisecentra in mitochondriale geneeskunde zullen doorgaans de vele genetische vormen van mitochondriale oxidatieve fosforylatie en metabolische stoornissen zien. De meeste academische centra zullen meer “ecogenetische” mitochondriale stoornissen zien die hoofdzakelijk veroorzaakt worden door omgevingsfactoren. Deze stoornissen variëren van autisme tot astma, depressie en auto-immuunziekten tot Parkinson en de ziekte van Alzheimer, en vele andere. Mitochondriën liggen aan de naaf van het wiel van de stofwisseling, en coördineren meer dan 500 verschillende chemische reacties aangezien zij het chemisch milieu van de cel controleren en reguleren. Het blijkt dat wanneer mitochondriën “gevaar” tegen de cel detecteren, ze eerst in een stressmodus overschakelen, en dan een vechtmodus die het meeste van de energieproducerende metabolische functies van mitochondriën offline haalt. Zelfs normale inspanning zet de mitochondriën tijdelijk onder druk en herinnert de cel hoe te genezen. Cellen “gaan glycolytisch” onder omstandigheden van stress, waarbij minder zuurstof en meer suiker voor energieproductie gebruikt wordt. Mitochondriën zijn uiterst dynamische in de cel. Ze zullen met elkaar versmelten en delen, bewegen in de cel, hun locatie veranderen volgens de cellulaire noden. Soms zullen mitochondriën zich vermenigvuldigen zodat een cel meer mitochondriën dan normaal heeft. Andere keren zullen ze hypersensitief worden voor minieme veranderingen in een of meer chemicaliën in de omgeving, en overdreven reageren op een stimulus die normaal gezien niet gedetecteerd zouden worden door cellen die een normale mitochondriale regelwaarde hebben.

Wat betekent dit? Het betekent dat mitochondriën niet slechts één ding doen. Soms, wanneer een functie overactief is, is de andere verlaagd. Energieproductie en cellulaire afweer zijn twee kanten van dezelfde medaille – wanneer je naar een kant kijkt, wordt de andere kant tijdelijk verborgen. Mitochondriaal kan niet tegelijkertijd zowel energie- als verdedigingsfuncties op 100% capaciteit uitvoeren. Gezondheid vereist een dynamisch evenwicht van beide functies. Het is mogelijk dat wanneer een bepaalde patiënt baat heeft bij langdurig gebruik van een geneesmiddel dat erom bekend staat toxisch te zijn voor mitochondriën, dat het geneesmiddel de celafweer en celenergiefuncties opnieuw in evenwicht helpt te brengen door de overactiviteit van een functie te verlagen, en daarvoor een verhoging in een onderactieve functie toelaat. Mijn ervaring is dat dit zeldzaam is bij ME/cvs, maar uitzonderingen komen voor en zijn belangrijk om te begrijpen als dokters beter willen worden in het behandelen van alle patiënten. Zowel patiënten als artsen moeten zorgvuldige de pro’s en contra’s van langdurige antibioticatherapie afwegen als de tekenen van een objectieve infectie verdwenen zijn. Elk geneesmiddel heeft het potentieel therapeutisch of toxisch te zijn.

TOEVOEGING 2:

Vraag 9: Sommige antibiotica kunnen mitochondriale functie afremmen. Betekent dit dat behandelingen voor ziekte van Lyme die te lang duren, eigenlijk een acute Lyme-infectie omvormen tot een chronisch post-Lymesyndroom en ME/CVS?

Ja. Er kunnen ook gevaren verbonden zijn aan het langdurig gebruik van antivirale middelen om dezelfde reden. Niet alle patiënten reageren op dezelfde manier, maar dokters zouden de theoretische risico’s moeten kennen en patiënten erover informeren voordat ze een langdurig regime verderzetten dat langer duurt dan eender welke objectieve tekenen van een infectie.

Vraag 10: Als alle wegen leiden tot mitochondriën in ME/CVS, zijn er dan “mitococktails” of supplementen die ik nu kan nemen die me kunnen helpen terwijl wetenschappers werken aan meer definitieve behandelingen?

We hebben door harde ervaringen geleerd dat het antwoord op deze vraag niet eenvoudig is. Veel patiënten met ME/CVS lijden al jaren of decennia. Hun metabolische reserves zijn in ernstige mate uitgeput. We hebben ontdekt dat als we dezelfde mitococktail geven als diegene die we aan patiënten geven met een genetische vorm van mitochondriale ziekte, de schok te groot is voor de meeste mensen met ME/CVS en dat ze paradoxaal genoeg een opflakkering van symptomen ervaren. Iets zo eenvoudig als 25mg vitamine B6 en 100mg magnesium nemen kan bij sommige mensen na één enkele dosis hartkloppingen veroorzaken en een gevoel van malaise dat uren duurt, terwijl een baby met mitochondriale ziekte hiervan elke dag het dubbele neemt zonder problemen. De leidende filosofie achter eender welke nieuwe behandeling voor ME/CVS is: “start laag en ga traag”. Een goeie analogie zou zijn dat de metabolomica bij ME/CVS is zoals een auto die de hele winter niet gebruikt is en alle benzine en vloeistoffen verdwenen zijn of laag staan. Als je de motor probeert te starten voordat de benzinetank en vloeistoffen zijn bijgevuld, kan je schade veroorzaken. Ik denk dat het doeltreffend behandelen van ME/CVS uiteindelijk een tweestapsproces zal zijn. Ten eerste moeten we de metabolische tank bijvullen, en dan moeten we de sleutel omdraaien. De eerste stap zal geleid worden door gepersonaliseerd metabolomica-onderzoek. De tweede stap zal gebaseerd zijn op nieuwe ontdekkingen in het labo gefocust op de rol van mitokines die de celgevaarreactie (“cell danger response”) bij ME/CVS en andere ziektes in stand houden. Mitokines zijn signaalmolecules die terugvoeren naar de mitochondrieën. Ze hebben metabolische functies binnen de cel, en informerende functies buiten de cel.

Vraag 11: Vele ME/CVS-experts hebben symptomen bij sommige patiënten verbeterd door te behandelen met antivirale middelen en Ampligen (Poly I:C dubbelstrengs RNA) Volgens mij bewijst dit dat aanhoudende virale infecties de symptomen veroorzaken. Het zijn niet gewoon “vermoeide patiënten” die vastzitten in een verlaagde metabolische staat door een vroegere uitlokker (die nu verdwenen is).

Bovenal is het belangrijk dat mensen onze paper werkelijk lezen voordat ze conclusies gaan trekken uit nieuwsberichten en blogs, en kritiek gaan spuien over iets wat wij nooit hebben gezegd. Ik heb ettelijke veralgemeningen zien verschijnen in blogs en verslaggeving door journalisten, zelfs in goeie dagbladen en magazines, die te ver beginnen afwijken van de eigenlijke wetenschap in onze paper. We hebben een deel van onze paper geweid aan deze en verwante kwesties over infectie. De titel van het onderdeel was: “Een Homogene Metabolische Reactie op Heterogene Triggers”. Het eindigde met de zin: “Niettegenstaande de heterogeniteit van de triggers was de cellulaire reactie op deze omgevingsstressoren in patiënten die ME/CVS ontwikkelden, homogeen en statistisch gedegen”. Als achtergrond voor deze conclusie raad ik de lezing aan van onze paper over dit onderwerp, met als titel: “Metabolische eigenschappen van de celgevaarreactie” (PMID 23981537)

Ten tweede begrijpen vele mensen niet dat de eerste reactie die ons lichaam voortbrengt tegen een virale, bacteriële of eender welke soort infectie metabolisch van aard is. Ja, onze chemie is onze eerste verdedigingslinie. Onze chemie is een weerspiegeling van onze onmiddellijke gezondheidstoestand. Aangeboren immuniteit wordt gecoördineerd door mitochondriën en is een essentiële eerste stap in het ontwikkelen van verworven immuniteit tegen eender welke besmettelijke ziekteverwekker. Zonder aangeboren immuniteit kunnen er geen antistoffen zijn en geen NK-celactivering, geen mestcelactivering en geen T-cel-gemedieerde immuniteit.

Bovendien hebben alle antivirale middelen een uitwerking op het metabolisme dat niet meteen te maken heeft met het onderdrukken van de synthese van viraal DNA of RNA. Vele antivirale middelen onderdrukken het voornaamste metabolische enzyme S-Adenosyl-L-homocysteïne Hydrolase (SAHH). Onderdrukking van SAHH veroorzaakt een stijging van intracellulaire SAH-waarden. SAH is een sterke onderdrukker van DNA, RNA, eiwitten en methylering van kleine moleculen. Dit beïnvloedt de epigenetica van zowel virale as gastheercellen, genexpressie, mRNA-translatie en eiwitstabiliteit. Het onderdrukken van methyleringsreacties in de cel beïnvloedt ook de synthese van neurotransmitters (dopamine, norepinefrine enserotonine) en van de membraanlipide fosfatidylcholine, het metabolisme van folaat en B12 en vele andere reacties. Dus door antivirale middelen te geven, onderdrukken dokters niet enkel virussen, maar ook vele metabolische functies in de gastheercel. Soms kan het onderdrukken van de functies van de gastheercellen de symptomen van ME/CVS tijdelijk dempen, maar in andere gevallen kan het gebruik van sterke antivirale middelen de mitochondriale functie en methyleringsreacties afremmen en een volledig herstel van ME/CVS vertragen.

U vroeg ook iets over Ampligen. Ampligen is een vorm van dubbelstrengs RNA die poly I:C heet met één U voor elke 12 C’s. We hebben de activiteit van Poly I:C uitgebreid bestudeerd en hebben dit gepubliceerd in onze studies over autisme en virologie. Poly I:C en Ampligen werken door te binden aan een receptor van het aangeboren immuunsysteem genaamd TLR3, waardoor een gesimuleerde virale infectie wordt gecreëerd. Als je een zwanger dier blootstelt aan één enkele dosis Poly I:C aan het begin van het tweede trimester, ontwikkelt zij een 24u-durende griepachtige ziekte waarna ze volledig herstelt. Haar pups vertonen echter levenslange sociale en cognitieve afwijkingen die lijken op autisme. Als je hun hersenen bekijkt, zie je dat ze levenslang geactiveerde microglia en hersenontsteking vertonen. Bij volwassenen bindt Ampligen ook aan de TLR3-receptor en activeert het een onvolledige antivirale reactie gekarakteriseerd door activering van interferon en andere cytokines. Langdurig gebruik van Poly I:C houdt risico’s in op toxiciteit omwille van chronische stimulering van het aangeboren immuunsysteem. In bepaalde klinische situaties zoals kanker of besmetting met het Ebolavirus is toxiciteit in feite een onderdeel van het therapeutisch effect. Chronische afscheiding van interferon veroorzaakt griepachtige symptomen en de onderdrukking van mitochondriale eiwittranslatie. Dit kan leiden tot secundaire mitochondriale dysfunctie. Zoals ik opmerkte in een vorig antwoord kan het zijn dat sommige mensen met ME/CVS zich tijdelijk beter voelen door onderdrukking van de mitochondriale functie, omdat sommige symptomen het gevolg zijn van onevenwichtige overactiveit van enkele van de honderden functies die de mitochondriën uitvoeren. Maar op lange termijn zal eender welke farmacologische onderdrukking van mitochondriale functie het volledige herstel vertragen.

Ten derde kan het zijn dat latente en gereactiveerde virale en bacteriële infecties voorkomen, maar in het geval van ME/CVS die langer dan 6 maanden duurt, is dit eerder de uitzondering dan de regel. Sommige dokters en wetenschappers hebben hun patiënten en andere wetenschappers niet zo goed onderwezen in het verschil tussen serologisch bewijs van infectie in de vorm van antistoffen zoals IgM en IgG, en fysiek bewijs van virale replicatie zoals PCR-amplificatie of viraal RNA of DNA, of bacterieel DNA. In onze studies over autisme met Dr. Judy Van de Water hebben we geleerd dat superhoge antistofwaardes niet betekenen dat er nieuwe of gereactiveerde virale replicatie bezig is. Superhoge waardes van IgG-antistoffen betekenen dat de balancerende T-cel- en NK-cel-gemedieerde immuunactiviteit verminderd is. Dit is een functioneel soort immuundeficiëntie dat leidt tot een onevenwichtige vermeerdering in antistoffen. Je kan het vergelijken met de figuur/achtergrond-illusie die het silhouet van twee gezichten toont die tegelijkertijd de vorm van een vaas creëren. Beide dingen gebeuren. Maar welke is oorzaak en welke is gevolg? Verhoogde IgG-antistoffen tegen CMV, EBV, HHV6, Coxsackie, enz. zijn geen goed bewijs van een gereactiveerde virale infectie. Terwijl Coxsackie een RNA-virus is dat gerelateerd is aan het poliovirus, kunnen antistofwaardes tegen dit virus ook verhogen, hoewel het geen chronische of latente infectie kan teweegbrengen. Dit kan in de meeste gevallen bewezen worden door te proberen het virale DNA of RNA te meten via PCR in het bloed of gezwollen lymfeknopen. In de meeste gevallen zijn superhoge IgG-waardes PCR-negatief. Er zijn uitzonderingen op deze veralgemening.

Studies waarin men langdurig het PCR van gezonde mensen in het oog houdt, toont aan dat er gedurende ons leven van tijd tot tijd kleine golfjes van virale replicatie voorkomen. We werden en worden tijdens ons leven regelmatig geïnfecteerd door honderden virussen. Soms is dit overduidelijk en veroorzaakt het een symptoom als blaasjes of een zweer rond de mond. Maar meestal zijn deze golven van virale replicatie stil en veroorzaken ze helemaal geen symptomen omdat ze op de achtergrond afgehandeld worden door het aangeboren en celgemedieerde immuunsysteem. Zelfs het dodelijke poliovirus infecteerde 150 tot 1800 mensen, met als gevolg enkel milde of onmerkbare infecties, voor elke persoon die erdoor verlamd werd. In de meeste gevallen van ME/CVS die ik heb gezien, waar IgG-antistofwaardes gemeten werden vóór, tijdens en na antivirale therapie, bleven de antistofwaardes hoog na de behandeling, zelfs al zei de patiënt dat hij zich beter voelde. Ik geloof dat de symptomatische verbetering na antivirale behandeling misschien meer te maken heeft met het metabolische effect van antivirale middelen bij ME/CVS dan hun werking op virale replicatie. Het goeie nieuws is dat deze hypothese wetenschappelijk bestudeerd kan worden en eenvoudig kan worden getest via de instrumenten van PCR en metabolomica.

Gedegen wetenschap moet open blijven, de juiste vragen stellen zonder vooroordeel, goeie experimenten ontwerpen, zorgvuldige metingen maken, en moet dan de moed hebben om de data te volgen, waarheen die ook leiden.

Vraag 12: Ik las dat uw studie aantoont dat voeding ME/CVS kan genezen. Ik lijd al vele jaren aan deze ziekte en heb ze al die tijd bestudeerd. Ik heb elk mogelijk dieet geprobeerd. U zit compleet fout.

Dit is een voorbeeld van een vraag die gebaseerd is op onjuiste verslaggeving over ons werk in een krant, magazine of blog. Kijk aub naar onze paper in PNAS, die iedereen gratis kan downloaden. Of ga naar onze website op: naviauxlab.ucsd.edu en klik op de knop CVS. U kan de paper en deze vraag-en-antwoord-sessie downloaden op de website.

Ik heb nooit gezegd dat voeding ME/CVS kan genezen. Maar onze studies tonen wel aan dat metabolisme misschien wel de uiteindelijke gemeenschappelijke noemer is voor ME/CVS. We mogen niet vergeten dat “voeding” en “metabolisme” niet hetzelfde is. Voeding is wat we eten. Metabolisme is de prestatietoestand van de matrix – de dynamische staat van de doorstroming in het netwerk dat wordt uitgemaakt door alle biochemische reacties die onze cellen gebruiken om de levenstaak uit te voeren. Dokters op het terrein van biochemische genetica behandelen al meer dan 50 jaar aangeboren fouten in het metabolisme. Correcte behandeling van metabolische ziektes is complex en maakt zowel gebruik van de hulpbronnen als van de signaleringsfuncties van voedsel, supplementen, vitaminen, cofactoren en metabolische geneesmiddelen. Mitochondriën liggen aan de naaf van het wiel van de stofwisseling. Omdat mitochondriën ook de concertmeesters zijn van aangeboren immuniteit en ontsteking, maakt het van hen de unieke spelers om de cel te helpen beslissen of het energie en hulpbronnen besteedt aan ‘vredestijd’-metabolisme, of aan cellulaire verdediging. We hebben verschillende ideeën over hoe de behandeling van ME/CVS benaderd moet worden. We zullen deze testen in zorgvuldig ontworpen klinische proeven. Voor meer bedenkingen over onderzoek, zie het antwoord op vraag 10 hierboven.

© Naviaux Lab. Vertaling Meintje, Zuiderzon en Abby, redactie NAHdine, Zuiderzon en Abby, ME-gids.


Lees ook

  

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
1
2
Recente Links