Bron:

| 7997 x gelezen

Trial By Error: persbericht King’s College London verbergt slecht nieuws

David Tuller, DrPH, Virology Blog, 11 juni 2020

Tijdens journalistieklessen die ik geef over volksgezondheids- en medische kwesties, vestig ik vaak de aandacht op het feit dat persberichten van universiteiten vaak klinken alsof ze problematische bevindingen proberen weg te moffelen, in plaats van een nauwkeurig verslag te geven van het onderzoek. Een recent persbericht van King’s College London, over een belangrijke studie die gepubliceerd werd door Lancet Psychiatry, is een uitstekend voorbeeld van dit problematische genre.

Eens ik er de tijd voor vind, ben ik van plan om meer te schrijven over de studie “Cognitieve gedragstherapie voor volwassenen met dissociatieve aanvallen (CODES): een pragmatische, multicentrische, gerandomiseerde gecontroleerde studie”. Deze post spitst zich toe op enkele van de ongerijmdheden tussen het persbericht van KCL en de studie zelf.

********

Op 3 juni postte King’s College London een persbericht, waarin lovend werd gesproken over een grote studie over cognitieve gedragstherapie als behandeling voor wat lange tijd bekend is geweest als niet-epileptische aanvallen (PNEA), maar wat men intussen soms dissociatieve aanvallen (DS) noemt. Het persbericht kreeg volgende kop: “Cognitieve gedragstherapie vermindert de impact van dissociatieve aanvallen.”

En dit is de eerste paragraaf: “Wetenschappers hebben ontdekt dat cognitieve gedragstherapie (CGT) toevoegen aan standaard medische zorg ervoor zorgt dat patiënten met dissociatieve aanvallen langere periodes aanvalvrij zijn, minder ernstige aanvallen hebben en een hogere levenskwaliteit hebben. Dit staat in een studie gepubliceerd door Lancet Psychiatry en door de studiegroep Cognitive Behavioral Therapy for Adults with Dissociative Seizures (CODES), gefinancierd door het National Institute for Health Research (NIHR).”

De studie was de grootste in haar soort, en telde 368 deelnemers die gerandomiseerd werden tot ofwel een groep die standaard medische zorg kreeg, ofwel standaard medische zorg gecombineerd met een soort van CGT die speciaal voor de stoornis werd ontwikkeld. De resultaten werden gepubliceerd door Lancet Psychiatry, een invloedrijk vakblad. Het persbericht bevatte commentaren van de onderzoekers over het belang van dit werk, wat vaker gebeurt bij dit soort publicaties.

“Wij hebben de allereerste grootschalige, multicentrische en multidisciplinaire studie uitgevoerd die behandelingen onderzocht voor volwassenen met dissociatieve aanvallen”, zei Laura Goldstein, een professor klinische neuropsychologie aan het Institute of Psychiatry, Psycholgy & Neuroscience van KCL. Trudie Chalder, een professor CGT aan hetzelfde instituut van KCL, verklaarde dat “we nu bewijs hebben voor de doeltreffendheid van CGT specifiek voor dissociatieve aanvallen, in combinatie met gestandaardiseerde medische zorg.”

Maar doeltreffendheid waarvoor precies? Daar ging Professor Chalder niet verder op in. Mensen die het persbericht lezen, zullen niet beseffen dat de uitkomst die de onderzoekers selecteerden als het primaire eindpunt (gemiddeld aantal aanvallen per maand op 12 maand na randomisering) een nulresultaat kende. Met andere woorden: een reeks CGT met specifieke technieken om het aantal aanvallen te verminderen, waarvan Professor Chalder beweerde dat het een doeltreffende behandeling is, had geen effect op het verminderen van het aantal aanvallen – de belangrijkste en meest veelzeggende bevinding.

********

Psychogene niet-epileptische aanvallen, of dissociatieve aanvallen, zijn een onderdeel van de grotere categorie die men functionele neurologische stoornissen (FNS) noemt. Die maken op hun beurt deel uit van de grotere categorie die men somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK) noemt. Al deze aandoeningen en ziektes hebben één kenmerk gemeen: er is geen gekende pathofysiologische oorzaak. Deskundigen hebben sterk uiteenlopende meningen over de vraag of de afwezigheid van op dit moment gekende of geïdentificeerde pathofysiologische oorzaken betekent dat dergelijke pathofysiologische oorzaken niet bestaan.

In het VK is CGT de favoriete behandeling voor allerlei soorten aandoeningen die onder de SOLK-categorie worden geschoven, waaronder prikkelbaredarmsyndroom en wat onderzoekers vaak chronisch vermoeidheidssyndroom noemen – ondanks het feit dat er geen enkel kwalitatief bewijs is dat deze aanpak onderbouwt. De bevindingen van PACE, de studie die zichzelf uitriep tot hét doorslaggevende onderzoek over de doeltreffendheid van CGT voor chronisch vermoeidheidssyndroom, zijn op overtuigende manier weerlegd, ondanks de aanhoudende klaagzang van een steeds kleiner wordend aantal verdedigers van de studie.

Eerder dit jaar schreef ik over een online CGT-programma voor PDS dat een statistisch significante, maar klinisch niet-significante vermindering gaf in de ernst van de symptomen – en toch wordt er misleidende reclame over dat programma gemaakt, alsof het een doeltreffende behandeling zou zijn die zou leiden tot vermindering van symptoomernst. En artikels op de website Opposing MEGA plaatsen vraagtekens bij sommige van de data achter het Britse SOLK-project, dat er o.a. van uitgaat dat diegenen met deze complexe aandoeningen nood zouden hebben aan psychologische behandeling, in plaats van specialistische geneeskundige zorg.

(Samen met Steven Lubet, professor rechten aan Northwestern University, heb ik onlangs een commentaar gepubliceerd over SOLK, waarin we oproepen om voorzichtiger om te springen met uitspraken over aandoeningen waarvan de oorzaak niet bekend is. Dat stuk kan je hier [in het Engels, n.v.d.r.] lezen; spijtig genoeg zit het achter een betaalmuur. Professor Lubet heeft over onze paper geblogd en heeft hier enkele korte uittreksels toegevoegd [ook in het Engels, n.v.d.r.].)

In de pilootstudie die de basis vormde voor de CODES-studie, maakten de onderzoekers duidelijk dat zij geloven dat de afwezigheid van bewijs dat pathofysiologische processen dissociatieve aanvallen veroorzaken, bewijst dat pathofysiologische processen geen rol spelen in het veroorzaken van dissociatieve aanvallen. Ze legden de situatie als volgt uit in de pilootstudie, gepubliceerd in 2010 in Neurology:

“Psychogene niet-epileptische aanvallen (PNEA) zijn paroxysmale gedragsmatige episodes die lijken op epileptische aanvallen, maar geen lichamelijke oorzaak kennen. De meeste clinici zijn het ermee eens dat deze episodes in de meeste gevallen onvrijwillig zijn, en opkomen uit onbewuste psychologische mechanismen.”

De uitspraak dat deze paroxysmale episodes geen lichamelijke oorzaak hebben, maar in plaats daarvan uitgelokt worden door emotionele en affectieve onrust via ongedefinieerde mechanismen, is een hypothese die geponeerd wordt alsof het gaat om een conclusie. Gezien de onderzoekers het psychogene raamwerk toepassen, is het begrijpelijk dat ze wilden evalueren of het aantal aanvallen verminderd zou kunnen worden door een benadering die patiënten helpt om hun overtuigingen en ideeën om te vormen of te herformuleren.

In de pilootstudie verwerpen de onderzoekers nadrukkelijk het idee dat andere primaire eindpunten misschien meer geschikt zouden zijn dan vermindering in het aantal aanvallen – vermoedelijk na het zorgvuldig beschouwen van andere mogelijkheden. Dit is wat ze schreven:

“Onze CGT-benadering is gestoeld op de veronderstelling dat PNEA dissociatieve reacties weerspiegelen op prikkeling die tot stand komen wanneer iemand geconfronteerd wordt met beangstigende of ondraaglijke omstandigheden. Ons behandelingsmodel legt de nadruk op aanvalsverminderingstechnieken, vooral in de eerste behandelingssessies… Hoewel in vraag is gesteld of remissie van aanvallen zinvol is als uitkomstmaat, zijn aanvallen wel de reden waarom de patiënt naar de behandeling wordt doorverwezen.”

Het statistisch analyseplan, dat meerdere andere papers citeert, merkte op dat “aanvalsfrequentie in andere studies over psychologische interventies voor dissociatieve aanvallen gebruikt is als een uitkomstmaat”. En het legt in detail uit hoe berekeningen voor statistische kracht van de studie gebaseerd werden op veronderstellingen omtrent die specifieke maatstaf. Het statistisch analyseplan bevatte geen details over hoe de secundaire uitkomsten geanalyseerd zouden worden – vermoedelijk omdat de onderzoekers deze uitkomsten slechts beschouwden als van ondergeschikt belang.

**********

In de pilootstudie, met 66 deelnemers, was de primaire uitkomst aanvalsfrequentie, op het einde van de behandeling en bij opvolging op zes maanden na het einde van de behandeling. In de CGT-groep was een gerapporteerd voordeel op het einde van de behandeling niet meer statistisch significant bij opvolging op zes maanden. Bij opvolging wezen resultaten voor één van de vele secundaire uitkomsten “in de richting van” voordeel van CGT. Deze middelmatige resultaten waren blijkbaar voldoende om van een groot Brits agentschap financiering te krijgen voor een volledige studie. Het zal niemand verbazen dat de volledige studie al even weinig indrukwekkende bevindingen heeft voortgebracht.

In CODES was de primaire uitkomst het gemiddelde aantal aanvallen per maand, op twaalf maanden na randomisering. Dat aantal daalde in beide armen van de studie – fantastisch! – maar CGT gaf geen voordeel, want er was geen statistisch significant verschil tussen beide studiegroepen. Laat me dat even herhalen: de uitkomst die de onderzoekers al minstens tien jaar lang aanprezen als de cruciale maatstaf voor behandelingssucces, gaf een nulresultaat. De therapie werkte niet zoals aangekondigd, wat leidt tot vragen omtrent de theoretische onderbouwing van de therapie.

Van ruim twaalf gemeten secundaire uitkomsten toonden er negen een statistisch significante verbetering, maar je kan je wel de vraag stellen hoe klinisch significant deze veranderingen waren. Bovendien zakte het aantal secundaire uitkomsten die statistisch significante verbetering aantoonden naar vijf, als de voorzichtigere analytische strategie werd gevolgd die de voorkeur geniet van vele experts in studieontwerp en statistiek. (Meer over deze uitkomsten in een andere post.)

Zoals ik al schreef, was het persbericht een dappere poging om het slechte nieuws te verdoezelen. De kop en de eerste paragrafen repten met geen woord over het nulresultaat van de primaire uitkomst. In een omslachtige zin die goed weggestopt zat in de laatste helft van het bericht, werd tussen neus en lippen door naar dit nulresultaat verwezen, waarna de zin snel omschakelde naar het zogenaamde “verbeterde functioneren” dat werd aangetoond door andere metingen. En nooit werd vermeld dat al deze andere maatstaven secundaire uitkomsten waren.

Dit is wat het persbericht stelde:

“Hoewel er algemeen een reductie leek te bestaan in hoe vaak mensen in beide groepen van de studie dissociatieve aanvallen hadden aan het eind van de studie, zonder duidelijk verschil tussen de groepen, rapporteerde de groep die ons pakket had gekregen van CGT specifiek voor dissociatieve aanvallen, een beter functioneren in een reeks alledaagse situaties.”

Mijn lezers mogen zelf beslissen of het uit deze zin en de rest van het persbericht duidelijk wordt dat vermindering in aantal aanvallen de vooropgestelde primaire uitkomst was – volgens zowel het studieprotocol als het statistisch analyseplan. Ik hoef niet uit te leggen dat persberichten over grote studies eigenlijk duidelijk zouden moeten maken of de voornaamste primaire uitkomst een positief of een nulresultaat kende, en of de gerapporteerde voordelen komen uit primaire of secundaire uitkomsten.

Ik hoef ook niet uit te leggen dat onderzoekers persberichten over hun werk zouden moeten nakijken voordat ze worden verspreid. Als de primaire en secundaire resultaten niet duidelijk voorgesteld worden als primaire en secundaire resultaten, dan zouden onderzoekers ervoor moeten zorgen dat het persbericht dusdanig verduidelijkt wordt. Dat lijkt in dit geval niet te zijn gebeurd.

© David Tuller voor Virology Blog. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids.


https://www.virology.ws/2020/06/15/trial-by-error-another-letter-to-kcl-another-letter-to-bmj/

Trial By Error: brief aan KCL, nog een brief aan BMJ

David Tuller, DrPH, Virology Blog, 15 juni 2020

Vorige week schreef ik over een bedenkelijk persbericht uitgebracht door King’s College London in verband met een grote studie over cognitieve gedragstherapie als behandeling voor zogenaamde dissociatieve aanvallen. Op vrijdag stuurde ik een brief naar de twee mensen die op het persbericht over de studie stonden aangeduid als communicatieverantwoordelijken. Verder stuurde ik een brief naar de corresponderende auteur.

Onlangs schreef ik ook enkele posts over BMJ’s methodologisch en ethisch gebrekkige pediatrische studie over CGT plus muziektherapie – hier, hier en hier. Twee weken geleden schreef ik samen met een aantal collega’s een brief met bedenkingen naar Professor Imti Choonara, hoofdredacteur van BMJ Paediatrics Open, en Dr. Fiona Godlee, redactioneel directeur van BMJ. We hebben nog geen reactie ontvangen, dus vanochtend stuurde ik een bericht ter herinnering.

Beide brieven staan hieronder.

**********

Onderwerp: misleidend persbericht over CODES-studie

Geachte Mr. Booth and Mevr. Rianjongdee, Ik ben een journalist en academische fellow aan de School of Public Health aan de University of California in Berkeley. Ik schrijf vaak over onderzoek uit het veld van de zogenaamde somatisch onverklaarde lichamelijke klachten. Een groot deel van mijn werk verschijnt op Virology Blog, een wetenschapssite die wordt beheerd door Professor Vincent Racaniello, een microbioloog aan Columbia University. (Ik heb Professor Racaniello bij deze e-mail in CC gezet.)

Ik schrijf u omdat ik bedenkingen heb over een recent persbericht over bevindingen uit de CODES-studie, over cognitieve gedragstherapie voor dissociatieve aanvallen. Dat persbericht gaf een misleidend beeld over het onderzoek. Lancet Psychiatry publiceerde de studie vorige maand. Het persbericht over de studie werd op 21 mei gepost op de website van Maudsley Biomedical Research Centre, en werd op 3 juni opnieuw gepost op de nieuwssite van KCL. Ik schreef op Virology Blog over de verontrustende discrepanties tussen de studieresultaten en het persbericht: https://www.virology.ws/2020/06/11/trial-by-error-a-kings-college-london-press-release-hides-the-bad-news/ of https://www.me-gids.net/module-ME_CVS_docs-viewpub-tid-1-pid-2348.html#CODES-11juni  In klinische studies wordt er niet voor niks een specifieke primaire uitkomst gekozen: het is de uitkomst die door de onderzoekers wordt aangeduid als de meest significante indicator voor de doeltreffendheid van de behandeling. En secundaire uitkomsten zijn precies wat hun naam doet vermoeden – van secundair belang. In CODES was de primaire uitkomst de frequentie van de aanvallen – een saillant detail dat niet werd vermeld in het persbericht, wellicht omdat er voor de interventie geen positief resultaat kwam uit deze meting. Deze nulresultaten voor aanvalsfrequentie werden terloops vermeld in de laatste helft van het persbericht, maar het feit dat aanvalsfrequentie de primaire uitkomst was, werd nergens vermeld. Tegelijkertijd werden de middelmatige gerapporteerde verbetering op sommige secundaire indicatoren (uit een selectie van meer dan twaalf) aangeprezen als bewijs van doeltreffendheid, en werd er ook een uitspraak aangehaald van Professor Trudie Chalder, één van de co-onderzoekers.

Ik ben van plan om binnenkort meer te schrijven over deze kwestie. Maar voorlopig zijn dit al enkele vragen:

1) Waarom vermeldde het persbericht niet dat de aanvalsfrequentie op 12 maanden na randomisering de primaire uitkomst was?

2) Waarom meldde het persbericht niet dat alle gerapporteerde voordelen uit secundaire uitkomsten kwamen en niet uit de primaire uitkomst?

3) Heeft de hoofdonderzoeker het persbericht nagekeken op nauwkeurigheid, voordat het werd gepost?

4) Vindt KCL het gepast om informatie te verspreiden over klinische studies, zonder daarbij te vermelden welke uitkomst door de onderzoekers vooropgesteld was geweest als de meest significante?

5) Vindt KCL dat het weglaten van belangrijke informatie over de primaire uitkomst uit het persbericht conform is met academische kernwaarden als transparantie en integriteit, of dat dit een overtreding is van deze waarden?

Hartelijk bedankt. Ik kijk uit naar uw reactie. Naast Professor Racaniello zet ik in CC Professor Goldstein, de corresponderende auteur van de CODES-studie. Voor de duidelijkheid deel ik nog mee dat ik deze brief zal posten op Virology Blog.

Vriendelijke groet,

David Tuller

David Tuller, DrPH

Senior Fellow Volksgezondheid en Journalistiek Center for Global Public Health

School of Public Health

University of California, Berkeley

**********

Onderwerp: ik wacht op antwoord op brief met bedenkingen over de paper CGT-muziektherapie

Geachte Professor Choonara en Dr. Godlee,

Twee weken geleden schreef ik samen met enkele collega’s over ernstige methodologische en ethische bedenkingen omtrent een recente studie in BMJ Paediatrics Open over cognitieve gedragstherapie plus muziektherapie als behandeling voor adolescenten met chronisch vermoeidheidssyndroom na acute EBV-infectie.

Aangezien we nog niks van u hebben gehoord, stuur ik u even deze herinnering. Zoals wij opmerkten in onze brief van 31 mei, moet de paper tijdelijk ingetrokken worden in afwachting van een nieuwe review en vervolgens definitief ingetrokken indien onze bedenkingen worden bevestigd. Dat is wel het minste wat men kan doen voor kinderen met ernstige gezondheidsproblemen – een extreem kwetsbare groep.

(Ik heb mijn collega’s in CC gezet: Vincent Racaniello en Mady Hornig van Columbia, John Swartzberg van Berkeley en Jonathan Edwards van University College London.)

Op de wetenschapswebsite Virology Blog, beheerd door Professor Racaniello, zijn drie posts gepubliceerd die ik heb geschreven met kritiek op de paper – hier, hier en hier. Een krachtig en nauwkeurig beargumenteerd commentaar dat gepost is onder het artikel zelf, haalt vele gelijkaardige punten aan.

Het is onaanvaardbaar dat een studie die volledige statistische kracht heeft maar het minder deed dan verwacht, wordt gepubliceerd alsof de studie van meet af aan bedoeld was als haalbaarheidsstudie op zoek naar data voor een studie met volledige statistische kracht, wat in dit geval gebeurd lijkt te zijn. De andere problemen die wij aankaartten, waren o.a. de volgende:

  • Het toevoegen van een belangrijke uitkomstmaat, postexertionele malaise, niet vermeld in het studieprotocol of het statistisch analyseplan.
  • Het construeren van een definitie van “herstel” die geen rekening houdt met de objectief gemeten primaire uitkomst, gemiddeld aantal stappen, en enkel voortging op een subjectieve secundaire uitkomst.
  • Het weglaten in de conclusie van eender welke vermelding van het zwakke resultaat op de primaire uitkomst, waarbij beide groepen na de studie minder stappen haalden, en de interventiegroep het zelfs slechter deed dan de vergelijkingsgroep.
  • Het feit dat één reviewer toegaf dat hij “niet verder dan het abstract” had gelezen.

Ik vraag u nogmaals met aandrang om deze kwestie te behandelen met de ernst die het verdient. Beslissingen over de medische zorg voor kinderen moeten genomen worden op basis van goed en robuust onderzoek, en niet op basis studies die te kampen hebben met het soort fouten die ik hier heb gedocumenteerd.

Voor de volledigheid deel ik nog mee dat ik deze brief zal posten op Virology Blog.

Vriendelijke groet, David

David Tuller, DrPH

Senior Fellow in Volksgezondheid en Journalistiek

Center for Global Public Health

School of Public Health

University of California, Berkeley

© David Tuller voor Virology Blog. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids.


https://www.virology.ws/2020/06/17/trial-by-error-trio-of-trials-shows-limits-of-cbt-for-medically-unexplained-symptoms/

Trial By Error: een stel studies toont limieten van CGT voor Somatisch Onverklaarde Lichamelijke Klachten

David Tuller, DrPH, Virology Blog, 17 juni 2020

Lancet Psychiatry publiceerde onlangs de resultaten van een veelbesproken studie over cognitieve gedragstherapie als behandeling voor zogenaamde dissociatieve aanvallen, ook bekend als psychogene niet-epileptische aanvallen. De studie, die de bijnaam CODES kreeg, vond dat CGT geen impact had op de aanvalsfrequentie – de primaire uitkomst. Het gemiddelde aantal aanvallen per maand daalde in zowel de behandelings- als de vergelijkingsgroep, zonder statistisch significant verschil tussen beide groepen.

Met deze studie erbij, hebben Britse onderzoekers van het zogenaamde biopsychosociale (BPS) kamp een indrukwekkend trio bij elkaar geschreven van grote, zogenaamd doorslaggevende studies over CGT als behandeling voor zogenaamde “somatisch onverklaarde lichamelijke klachten” (SOLK). De tweede daarvan was de PACE-studie voor chronisch vermoeidheidssyndroom, waarvan de belangrijkste resultaten werden gepubliceerd in 2011 en 2013, en de derde was een studie over prikkelbaredarmsyndroom, waarvan de resultaten vorig jaar werden gepubliceerd.

Samengenomen bewijst dit trio van studies dat cognitieve gedragstherapie niet doeltreffend is als behandeling voor het soort SOLK dat tot de doelgroep behoort van het Britse NHS-programma Toegang tot Psychologische Therapieën Verbeteren (IAPT). Het steeds uitdijende IAPT-programma begon tien jaar geleden om een boost te geven aan geestelijke gezondheidszorg voor diegenen die lijden aan depressie en angsten. Sindsdien heeft het zich uitgebreid naar psychologische behandeling voor patiënten met chronische aandoeningen, zoals kanker en multiple sclerose, en diegenen met een SOLK-diagnose.

In de uitvoeringsrichtlijnen splitst IAPT SOLK op in subcategorieën, waaronder chronisch vermoeidheidssyndroom, prikkelbaredarmsyndroom en “niet verder gespecificeerd”. Onder die laatste categorie zouden dan wellicht de functionele neurologische stoornissen (FNS) vallen, waarvan dissociatieve aanvallen een voorbeeld zijn. De uitvoeringsrichtlijnen adviseren gespecialiseerde varianten van CGT als behandeling voor SOLK.

Samen met Steven Lubet, Professor Rechten aan Northwestern University, publiceerde ik onlangs een commentaar over het feit dat we best niet te snel categorische uitspraken doen over aandoeningen waar we de oorzaak niet van kennen. En een recente reeks artikels op de website Opposing MEGA maakte een inschatting van het hoge aantal foute diagnoses voor verschillende subgroepen van SOLK, terwijl voorstanders van dat concept deze data meestal bagatelliseren of negeren.

In ieder geval zouden de aangehaalde bedenkingen minder van belang zijn als het bewijs aantoonde dat een interventie zoals CGT een effectieve behandeling zou zijn voor de aandoeningen in kwestie. Dus laten we dit even opnieuw bekijken.

**********

Zoals bijna iedereen weet, waren de voordelen van CGT die in de PACE-studie gerapporteerd werden, niet veel meer dan een illusie, volgens de heranalyses van de belangrijkste bevindingen van de studie. (Ik was een minder belangrijke coauteur van de belangrijkste paper die de bevindingen onderuit haalde.) De hoofdonderzoekers verzwakten hun uitkomstmaten voor verbetering en herstel, en gaven ontoereikende en zelfs belachelijke redenen voor het niet navolgen van de methodologie in hun eigen protocol.

In elk geval heeft de internationale gemeenschap haar zeg gedaan over PACE. Een open brief aan The Lancet, ondertekend door meer dan 100 wetenschappers, artsen en andere experts, hekelde de “onaanvaardbare methodologische fouten” in de studie, en de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention hebben adviezen verwijderd die gebaseerd waren op de studie.

Vorig jaar publiceerde een team van King’s College London twee papers uit de grootste studie over CGT voor prikkelbaredarmsyndroom, met 558 deelnemers. De studie testte een online CGT-programma dat de onderzoekers jarenlang hadden ontwikkeld en uitgetest. De eerste paper, in een BMJ-vakblad dat Gut heet, ging over de resultaten op 12 maanden. De tweede, in Lancet Gastroenterology & Hepatology, ging over de resultaten op 24 maanden.

Zoals ik in detail heb gerapporteerd, kwamen uit het online CGT-programma statistisch significante, maar klinisch niet-significante voordelen in vergelijking met gewoonlijke zorg, op vlak van het verminderen van PDS-symptoomernst op 12 maanden. Op 24 maanden waren de voordelen noch statistisch, noch klinisch significant. Maar toch nam een start-up uit San Francisco een licentie op het product van King’s College London en maakte het bedrieglijke reclame over de doeltreffendheid van het product in het verminderen van de symptoomernst van PDS. (Een reeks telefonische CGT-sessies gaf een iets beter resultaat op 12 maanden, hoewel ook deze resultaten op 24 maanden klinisch niet-significant waren. In elk geval is het de online versie die door King’s College London gelicentieerd werd als commercieel product.)

Het online programma zorgde voor middelmatige verbeteringen op metingen over meer algemene zaken, zoals werk en sociale aanpassing. Het hoeft niet te verbazen dat een reeks CGT-sessies, of die nu persoonlijk zijn of online, zou kunnen leiden tot een verbetering in wat deelnemers rapporteren over hun aanpassingsvermogen aan of omgang met hun ziekte, vooral in een studie met open onderzoeksopzet die voortgaat op subjectieve uitkomsten. Maar dat betekent nog niet dat het correct of ethisch verantwoord is om deze interventie voor te stellen of in de markt te zetten als een behandeling voor de ziekte op zich – vooral gezien de resultaten in dit geval zo zwak waren op de kernuitkomst van symptoomernst.

En als laatste is er nog CODES. Hoewel de primaire uitkomst een nulresultaat voortbracht, rapporteerden de onderzoekers positieve bevindingen op negen van de zestien secundaire uitkomsten. De meeste van deze secundaire uitkomsten peilden naar generische zaken, zoals sociale aanpassing, emotionele toestand, levenskwaliteit en houding tegenover behandeling; subjectieve uitkomsten in studies met open onderzoeksopzet zijn erg onderhevig aan bias. Na correctie voor meervoudige vergelijkingen waren slechts vijf van de zestien secundaire uitkomsten statistisch significant. (Meer over deze secundaire uitkomsten in een volgende post.) En toch kwam King’s College London op basis van deze secundaire uitkomsten met een misleidend persbericht, waarin de studie als succesvol werd aangeprezen.

Een commentaar, dat werd gepubliceerd bij het studierapport en dat geschreven was door een andere expert uit het FNS-veld, nam gemakshalve het standpunt in dat aanvalsfrequentie sowieso niet de beste primaire uitkomst was voor dissociatieve aanvallen. De schrijver van dat commentaar vermeldde niet dat de CODES-onderzoekers ten minste al sinds 2010 aanvalsfrequentie hadden gepromoot als de beste primaire uitkomst, toen ze een pilootstudie publiceerden voor hun CGT-programma.

Er zijn waarschijnlijk heel wat verschillende redenen waarom SOLK-experts rotsvast blijven geloven in de genezende kracht van CGT als behandeling, in plaats van als een nuttige, maar beperkte, aanvullende ondersteuning. Hun eigen onderzoek toont aan dat hun geloof ongegrond is. Het bewijs dat uit deze drie studies komt, is consistent: CGT is geen doeltreffende behandeling voor chronisch vermoeidheidssyndroom, prikkelbaredarmsyndroom of dissociatieve aanvallen, hoewel het patiënten misschien wel op één of andere manier een ietwat beter gevoel kan geven.

© David Tuller voor Virology Blog. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids.


Lees ook

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
Recente Links