
Na de reeks van vier video’s van consortiumleider Jos Bosch en de projectleiders Marjan Versnel, Jeroen den Dunnen en Inge Huitinga, volgt een serie van vier video’s van Niels Eijkelkamp. Ook van de andere NMCB-projectleiders Rob Wüst en Ruud Raijmakers zijn of worden nog vier video’s opgenomen, gebaseerd op vragen van ME-patiënten.
Vandaag de derde video van Niels Eijkelkamp – projectleider van het NMCB-project EnergiseME. Meer info daarover vind je hier.
Het transcript vind je onderaan dit artikel.
👉 Ondertiteling: kijk de video op ons YouTube-kanaal, klik op het wieltje en kies voor ondertiteling. Daar vind je ook de podcast van deze aflevering
De video zelf kun je hier zien:
Alleen luisteren? De podcast van deze aflevering vind je hier:
Volgen met geschreven tekst? Het geredigeerde transcript vind je onderaan dit artikel.
De video is ook te zien op ons YouTubekanaal, waarop je je kunt abonneren, en tevens op het videokanaal van NMCB.
De vragen en verder
In ‘Interrelaties tussen lichaamsstelsels’, de derde van vier video’s met projectleider Niels Eijkelkamp, beantwoordt hij de volgende vragen:
00:11 Hoe kan het dat een cognitieve inspanning invloed heeft op de motoriek bij ME-patiënten?
01:02 Kunnen de spieren goed zijn, maar de signaalfunctie naar de spieren verstoord?
02:53 Wordt er gekeken naar de rol van autoantistoffen in de verstoring van de communicatie tussen het immuunsysteem en het zenuwstelsel bij ME?
Vragen naar aanleiding van deze antwoorden of andere vragen aan Niels Eijkelkamp? Op 17 juli zal er een chatsessie met hem plaatsvinden waarin die -en andere- kunnen worden gesteld. We zullen de datum, tijd, vorm en spelregels daarvan ruimschoots op tijd bekendmaken.
De laatste video met Niels Eijkelkamp wordt gepubliceerd op 30 juni.
Voor meer informatie over dit project zie ME Centraal.
Hoe kan het dat een cognitieve inspanning invloed heeft op de motoriek bij ME-patiënten?
Daar kan ik niet precies het antwoord op geven. Maar wat we wel weten, is dàt een cognitieve inspanning invloed kan hebben op onze motoriek.
Deels zal dat ook komen omdat cognitieve inspanning energie vraagt, en het brein maakt ook keuzes: waar zet ik al mijn energie in. Dat kan er dus voor zorgen dat het een cognitieve inspanning doet en er dus motorisch minder mogelijk is. Maar hoe dat dan zit bij een ME/cvs-patiënt.. dat er een cognitieve inspanning is geweest en pas later ook nog problematiek met motoriek, weet ik nog niet zo goed en ik denk dat het heel belangrijk is om dat goed te gaan onderzoeken.
Maar ik hoop daarmee wel aan te geven dat er dus duidelijke relaties zijn tussen verschillende hersendelen in de aansturing van verschillende processen.
Kunnen de spieren goed zijn, maar de signaalfunctie naar de spieren verstoord?
Zeker, de spieren kunnen goed zijn, maar de signaalfunctie kan anders zijn – verstoord. En ik denk dat het een hele belangrijke vraag is in de context van ME/cvs: zijn er nou veranderingen in het spierweefsel die ervoor zorgen dat de spierfunctie beïnvloed is? Of zit er juist verandering in de aansturing van de spieren door onze hersenen, en in de signalen die via ons ruggenmerg bij de spieren komen.
Maar wat dan belangrijk is, is dat er dus verkeerde signaalstoffen kunnen zijn, of dat de hoeveelheid signaalstoffen die vanuit het zenuwstelsel naar de spieren komen anders kan zijn. Maar het kan ook zijn dat de spieren anders luisteren naar die signaalstoffen.
Dus ik denk dat het essentieel is om volledig begrip te krijgen, door naar al deze elementen te kijken: de spieren en de aansturing van de spieren door ons zenuwstelsel.
Wordt er gekeken naar de rol van autoantistoffen in de verstoring van de communicatie tussen het immuunsysteem en het zenuwstelsel bij ME?
Hele leuke vraag. We gaan naar auto-immuniteit kijken, en naar een relatie met de verstoring tussen het immuunsysteem en het zenuwstelsel.
In ons project EnergiseME gaan we specifiek kijken naar autoantistoffen. Dat zijn antilichamen die gericht zijn tegen lichaamseigen eiwitten. Zij spelen een belangrijke rol in auto-immuniteit, waarbij het immuunsysteem ons eigen lichaam gaat aanvallen.
Er zijn indicaties dat er auto-immuniteit aanwezig is in ME/cvs. Wat wij willen gaan doen, is onderzoeken welke autoantistoffen er aanwezig zijn in deze patiënten, en of die voor verstoringen kunnen zorgen in het celmetabolisme van immuuncellen.
Dan gaan we specifiek kijken naar de monocyten. Waarom de monocyt? Omdat we daarvan weten dat dat een belangrijke cel is in de communicatie naar het zenuwstelsel. Dus we willen weten of die autoantistoffen veranderingen veroorzaken in die monocyt of de celstofwisseling. En die veranderingen in de celstofwisseling voor een andere functie zorgen. In de zin van dat ze anders gaan praten met het zenuwstelsel. Dat gaan we helemaal in kaart brengen.
En waarom gaan we dat doen? Omdat we dan ook denken dat we aanknopingspunten gaan krijgen waar we op kunnen ingrijpen om die verstoring niet meer te laten plaatsvinden. En dat kan dus zorgen voor mogelijke therapeutische interventies.
ME Centraal