Bron:

| 5489 x gelezen

In 2002 sloot het RIZIV een overeenkomst met vijf referentiecentra voor het chronische vermoeidheidssyndroom. Jaarlijks ontvingen ze 1,7 miljoen euro.  Een aantal evaluaties zijn in de loop der jaren negatief uitgevallen. De verwijten zijn divers.

Het eerste rapport dat de periode 2002-2004 evalueerde verweet de centra dat ze onvoldoende of niet de huisarts in de behandeling betrekken.

Het rapport van het Kenniscentrum van 2006 is eveneens negatief. De behandeling door de centra zou nauwelijks een meerwaarde betekenen. De fysieke revalidatie verloopt minder goed dan verwacht en ook de cognitieve gedragstherapie levert weinig op. De centra slagen er niet in de patiënten sociaal te reïntegreren. Tenslotte zijn er enorme wachtlijsten.

Het laatste onderzoek stelt geen verbetering vast.

Het Kenniscentrum verbindt duidelijke voorwaarden aan een verdere financiering.

Zo moet de eerste lijn met huisartsen, kinesisten en psychologen een centrale rol krijgen in de behandeling van CVS-patiënten. De behandeling en begeleiding van de patiënt moet beginnen van zodra de diagnose van CVS wordt vermoed. Immers, een vroegtijdige behandeling van CVS biedt de beste kansen op een maatschappelijke integratie. Naast groepstherapie moet er meer ruimte zijn voor individuele therapie. Tenslotte moet er een systematische registratie van CVS-gegevens komen en een studie naar de kosteneffectiviteit van de verschillende therapieën.

De overeenkomsten met de referentiecentra zijn inmiddels al een paar keer verlengd, één keer tot 30 september 2008 en later tot 31 december van dit jaar.

In de laatste wijzigingsclausule op de overeenkomst tussen het verzekeringscomité van het RIZIV en de referentiecentra worden een aantal bepalingen opgenomen die tegemoet komen aan de opmerkingen die zijn geformuleerd.

De bilanrevalidatieovereenkomsten dient vanaf 1 januari 2009 niet meer obligaat alle  onderzoeken en testen te bevatten.

Vanaf 1 januari 2009 moet het specifiek interdisciplinair revalidatieprogramma niet meer obligaat zowel cognitieve als progressieve fysieke revalidatie bevatten. Het kan zich beperken tot één van beide behandelingsvormen.

Nieuwe patiënten die vanaf 1 januari 2009 naar een referentiecentrum zullen worden verwezen en waarvoor het volgen van een programma van graduele oefentherapie is aangewezen, zullen daarvoor worden doorverwezen naar een kinesitherapeut die woont in de omgeving van de patiënt. De huisarts ontvangt een omstandig dossier met een duidelijke omschrijving van de noodzaak, de doelstellingen en de aangewezen inhoud van het programma van de graduele oefentherapie.

Met de middelen die zo vrijkomen voor de referentiecentra kunnen zij bijkomend teamleden gespecialiseerd in cognitieve gedragstherapie aanwerven om zo deze behandelingsvorm op een meer geïndividualiseerde wijze te verstrekken.

De referentiecentra zullen ook overeenkomsten moeten sluiten met minstens één en bij voorkeur meerdere Belgische niet-universitaire ziekenhuizen met betrekking tot de samenwerking rond de patiënt met CVS.

Tenslotte werd in de laatste wijzigingsclausule voorzien in de oprichting van een werkgroep die een model moet ontwikkelen waarbij de zorgverlening van de CVS-patiënt wordt georganiseerd binnen een geformaliseerd en gecoördineerd netwerk van eerste, tweede en derdelijns zorgverleners. Bedoeling is een financieringsreglementering uit te werken dat vanaf 1 januari 2010 in werking kan treden. 

Graag vernam ik van de minister :

Werd een al een evaluatie gemaakt van de wijzigingen die werden voorzien in de laatste wijzigingsclausule op de overeenkomst tussen het Verzekeringscomité van het RIZIV en de referentiecentra ?

  1. Hebben deze wijzigingen tot gevolg gehad dat men meer patiënten heeft kunnen behandelen ?  Wat zijn op dit ogenblik de wachtlijsten ?
  2. Op 30 juni 2009 werd een eerste tussentijds verslag verwacht van de werkgroep die een nieuwe financieringsreglementering moet uitwerken. Wat waren de belangrijkste conclusies van dit tussentijds rapport ? Zal men er in slagen om deze nieuwe financieringsreglementering in werking te laten treden op 1 januari 2010 ?

Klik hier voor vraag en antwoord in .doc formaat.

mevrouw Maggie De Block aan de viceeersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de referentiecentra voor het chronischevermoeidheidssyndroom” (nr. 14197)

(Uit Beknopt Verslag commissie voor de volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing, dinsdag 14-07-2009 namiddag)

03.02 Maggie De Block (Open Vld):

Al van bij het afsluiten van het akkoord tussen het RIZIV en de vijf CVS-referentiecentra vroegen wij om een permanente evaluatie. Wij wezen ook toen al op de nood aan extra ondersteunend wetenschappelijk materiaal. De eerste evaluatierapporten in 2002 en 2004 waren zeer negatief: de centra werd onder meer verweten de huisarts onvoldoende of niet bij de behandeling te betrekken. Het negatieve rapport van 2006 wees op de groeiende wachtlijsten en op het falen van de centra om de patiënten sociaal weer te integreren.

Over de verlenging van de contracten hebben we al ruim gedebatteerd. De teneur van deze debatten was duidelijk: deze patiënten hadden recht op middelen, maar de manier waarop moest worden bijgestuurd. Het kenniscentrum deed daarvoor een aantal aanbevelingen, onder meer om de huisarts meer te betrekken, om de kinesitherapeut dichter bij huis te kunnen raadplegen, om de onderzoeken dichter bij de mensen te kunnen organiseren.

De bedoeling was ook om tegen 1 januari 2010 een beter financieringsreglement uit te werken.

  • Werd de laatste wijzigingsclausule van de overeenkomst van het Verzekeringscomité van het RIZIV en de referentiecentra al uitgevoerd?
  • Konden daardoor meer patiënten worden behandeld? Hoe zit het met de wachtlijsten?
  • Heeft de werkgroep zoals beloofd op 30 juni een tussentijds verslag bezorgd over de nieuwe financieringsreglementering? Wat zijn de belangrijkste conclusies?
  • Zal de minister op 1 januari 2010 met de nieuwe financiering kunnen starten?

03.03 Minister Laurette Onkelinx

(Nederlands): De overeenkomsten tussen het RIZIV en de referentiecentra voor CVS liepen af op 31 december 2008, maar werden met een jaar verlengd. Naar aanleiding van die verlenging werden een aantal aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad en het Kenniscentrum opgevolgd.

Een eerste aanbeveling was om in een eerste fase een experimentele getrapte zorgorganisatie in te voeren. Daarvoor werden drie maatregelen genomen die op 1 januari 2009 in werking traden:

  1. het doorverwijzen van nieuwe patiënten naar een perifere kinesitherapeut,
  2. het afsluiten door elk referentiecentrum van een samenwerkingsovereenkomst met minstens één tweedelijnsziekenhuis,
  3. en de oprichting van een werkgroep binnen het Comité voor advies over zorgverlening voor chronische ziektes en specifieke aandoeningen, om aldus een model van getrapte zorgorganisatie voor CVS-patiënten uit te werken.

De krachtlijnen van dit laatste model moeten zijn dat de tweede en de eerste lijn een belangrijk deel van de zorgverlening aan patiënten met CVS op zich nemen, dat de referentiecentra hun expertise doorgeven aan de andere zorgverleners, dat er een gecoördineerde wisselwerking met duidelijke afspraken is tussen de verschillende zorgverleners, en dat de zorgverlening wetenschappelijk orthodox, toegankelijk, kwalitatief hoogstaand en betaalbaar voor de ziekteverzekering is.

In de werkgroep zitten vertegenwoordigers van het adviescomité, van de organisaties van artsen en kinesitherapeuten die in het verzekeringscomité vertegenwoordigd zijn, van de tweedelijnsziekenhuizen waarmee samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten, van de vijf referentiecentra en van de verzekeringsinstellingen. Daarnaast werden organisaties van klinische psychologen uitgenodigd.

De werkgroep moet minstens maandelijks vergaderen en moet een tussentijds verslag uitbrengen aan het Verzekeringscomité. Dit zal binnenkort gebeuren.

(Frans) Er wordt me trouwens meegedeeld dat de laatste vergadering van het College van geneesheren-directeurs zal plaatsvinden op 15 juli en dat de laatste vergadering van het Verzekeringscomité zal plaatsvinden op 27 juli.

Het is de bedoeling dat het getrapte zorgmodel gedurende enkele jaren experimenteel getest wordt op zijn (kosten)efficiëntie.

De aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad en het Kenniscentrum werden dus zeker opgevolgd.

En er zijn nog meer maatregelen genomen, onder meer om ervoor te zorgen dat er meer ruimte is voor individuele begeleidingen. Volgens de wetenschappelijke literatuur hebben deze immers een gunstiger effect.

03.05 Maggie De Block (Open Vld):

Er is de afgelopen zes maanden meer werk verricht dan de voorbije zeven jaar. Over de wachtlijsten heeft de minister niets gezegd, maar ik veronderstel dat die zullen verdwijnen zodra het systeem geïmplementeerd kan worden.

Een evaluatie van de getrapte zorg gedurende een bepaalde periode is natuurlijk noodzakelijk. Ik veronderstel dat er dus een verlenging komt van de contracten voor de volgende jaren?

Het is jammer dat we in 2002 zo slecht gestart zijn.

Door een uitwisseling van informatie met buitenlandse centra en doordat wetenschappers ondertussen over meer informatie beschikken, kunnen we ervoor zorgen dat meer patiënten te weten komen met welke ziekte ze kampen en wat ze daaraan kunnen doen. Want die onzekerheid is volgens mij het ergste. We hebben echter nog een hele weg af te leggen en moeten in deze patiënten blijven investeren.

Het incident is gesloten.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
25
26
27
28
29
30
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
14 mei
14/05/2022    
14:00 - 17:00
De CVS-contactgroep organiseert in het CM-gebouw van Kortrijk een voordracht door dra. Jolien Hendrix. "Als biomedicus probeert ze door haar onderzoek beter te begrijpen wat [...]
Events on 14/05/2022
Recente Links