Bron:

| 135 x gelezen

De kernpunten

“Patiënten krijgen vaak te horen dat ze gewoon geen conditie hebben. Onze resultaten tonen aan dat dit niet klopt. De spierveranderingen bij deze patiënten verschillen van wat we zien bij gezonde mensen na langdurige inactiviteit.” Rob Wüst

  • Hou er rekening mee dat dit een kleine studie is (26 ME/cvs- of longcovidpatiënten; 13 gezonde controlegroepen), en de tijd zal uitwijzen in hoeverre de bevindingen van toepassing zijn. De studie toonde, zoals verwacht, aan dat sommige van de processen die optreden tijdens deconditionering, ook plaatsvinden bij ME/cvs en/of long covid. In een aantal gevallen (meer hyperventilatie tijdens lichaamsbeweging; verminderde dwarsdoorsnede van spiervezels; verminderde dichtheid van haarvaten) lijken de processen bij deze ziekten eenvoudigweg versneld te verlopen.
  • In andere gevallen lijkt er echter iets heel anders te gebeuren bij ME/cvs-en longcovidpatiënten. Mitochondriale stoornissen zouden de normale zuurstofopname kunnen belemmeren. Bovendien was de zogenaamde “E/L-koppelingsefficiëntie”, die beschrijft hoe efficiënt de elektronentransportketen functioneert, verminderd bij ME/cvs- en longcovidpatiënten, wat erop wijst dat er mogelijk sprake is van protonlekkage of andere problemen.
  • Een significante afname van type I-vezels en een toename van vermoeidheidsgevoelige type IIa/IIx-vezels bij ME/cvs- en longcovidpatiënten suggereerde dat er bij hen een pathologisch proces aan de gang is, dat in toenemende mate gebruik maakt van niet-aerobe routepaden om energie te produceren. Bovendien wees een verminderde capillaire dichtheid in de spiervezels erop dat de spieren van ME/cvs- en longcovidpatiënten niet de normale toevoer van bloed/zuurstof kregen.
  • Het feit dat er geen bewijs werd gevonden voor een lokaal zuurstoftekort in de skeletspieren van patiënten met long covid en ME/cvs, suggereerde echter dat er geen zuurstof opraakte. De auteurs concludeerden dat de inspanningsintolerantie bij ME/cvs-symptomen waarschijnlijk wordt veroorzaakt door andere mechanismen dan lokaal zuurstoftekort in de spieren of mitochondriale problemen.
  • Daarmee verdwenen twee belangrijke hypothesen als sneeuw voor de zon. De auteurs wezen naar grotere, meer systemische problemen, zoals “slagvolume, perifere zuurstofopname en baroreflexgevoeligheid tijdens inspanning”, om zich op te concentreren. Bij navraag aan AI Perplexity waren er nog andere soortgelijke oorzaken, plus toxines (lactaat, cytokines) die de spiercontractie of “energiesensoren” hinderen.
  • Er werd daar gesuggereerd dat er mogelijk sprake was van compenserende technieken, zoals toegenomen verwijding van de bloedvaten om de bloed- en zuurstofstroom door de resterende capillairen te verhogen. Een andere mogelijkheid is dat de spieren, in plaats van het aerobe energiesysteem te belasten, zeer snel voorrang zouden kunnen geven aan glycolyse (anaerobe energieproductie) en op die manier hypoxie zouden voorkomen. Het stelde ook dat toxines (lactaat, cytokines) die de spiercontractie of ‘’energieregulering’’ verstoren, een rol zouden kunnen spelen.
  • Zouden problemen met het detecteren/reguleren van energieniveaus kunnen aansluiten bij Naviauxs hypothese betreffende de reactie van cellen op gevaar (cellen die zich verschansen en weigeren te reageren), of bij Hansons bevindingen die aangeven dat op moleculair niveau het lichaam van ME/cvs-patiënten simpelweg niet reageert op het signaal om te bewegen, of bij abnormale calciumsignalering (de hypothese van Wirth/Scheibenbogen)?
  • Ook mTORC1-problemen kunnen een rol spelen. De verminderde mitofagie (‘mitochondriale autofagie’) die door Simmaron-onderzoekers aangetoond werd, zou kunnen verklaren hoe PEM bij ME/cvs zelfs bij normale zuurstofniveaus kan optreden. Het zou ook kunnen verklaren waarom een mitochondriale versterker zoals Rapamycin bij deze ziekten zou kunnen helpen.
  • Als ik het goed begrijp, waren de bevindingen van deze studie een hersenbreker. Hoewel de auteurs voorstelden om de mitochondriale ultrastructuur te onderzoeken, suggereerden hun bevindingen dat onderzoekers naar meer systemische oorzaken moeten kijken, zoals het evalueren van het slagvolume, de perifere zuurstofopname en de baroreflexgevoeligheid (regulering van het autonome zenuwstelsel) tijdens lichamelijke inspanning, om de spier- en andere bevindingen bij ME/cvs te verklaren.

De groep van Rob Wüst heeft een voorliefde voor interessante studies. In de nieuwste preprint, Skeletal muscle properties in long COVID and ME/CFS differ from those induced by bed rest [Skeletspiereigenschappen bij long covid en ME/cvs verschillen van die veroorzaakt door bedrust], gaat de groep van Wüst in tegen de deconditioneringshypothese, die stelt dat gebrek aan activiteit de belangrijkste motor is achter ME/cvs- of longcovidsymptomen. Dit is altijd een moeilijk te weerleggen stelling geweest, omdat deconditionering zeer vergelijkbare symptomen veroorzaakt als wat bij ME/cvs wordt waargenomen. Desalniettemin worden verschillende afwijkingen die bij ME/cvs voorkomen, niet waargenomen bij gedeconditioneerde personen.

Het team van Wüst keek onder de motorkap naar de spieren van gedeconditioneerde gezonde personen en van personen met ME/cvs en long covid en ontdekte enkele opvallende verschillen.

Voor zover ik weet heeft niemand gedaan wat Wüst deed toen hij de cardiovasculaire en spierreacties van gedeconditioneerde maar gezonde personen (n=13) vergeleek met die van mensen met ME/cvs (n=13) of long covid (n=13) na lichamelijke inspanning.

Dit was een erg moeilijke publicatie en ik hoop dat ik het goed heb begrepen (lol). Je kunt een korter overzicht van de studie krijgen in het gesprek van David Tuller met Rob Wüst.

Resultaten

“Deze resultaten suggereren dat oxidatieve stoornissen in de skeletspieren bij long covid en ME/cvs niet uitsluitend kunnen worden toegeschreven aan deconditionering.”  de auteurs

We wisten dat de spieren van de gezonde proefpersonen een terugslag zouden krijgen wanneer ze uit conditie raakten. Deconditionering leidt immers tot een snelle afname van spierkracht en spieratrofie. De spieren schakelen ook over van het gebruik van vetzuren naar het gebruik van glucose, en de spiervezels zelf veranderen van trage spiervezels (type I, oxiderend, bestand tegen vermoeidheid) naar snelle spiervezels (type II, glycolytisch, sneller vermoeid), wat resulteert in een afname van de aerobe energieproductie. Insulineresistentie begint zich te manifesteren.

De maximale aerobe energiecapaciteit was, zoals verwacht, laag bij ME/cvs, long covid en bij de gezonde controlegroep (n.v.d.r. controlepersonen hadden 60 dagen verplichte bedrust achter de rug). Alle groepen vertoonden ook hyperventilatie tijdens de inspanningstest – een teken dat ze langer en dieper ademhaalden in een poging om meer zuurstof naar hun nu zwakkere spieren te krijgen. Zelfs bij lagere trainingsintensiteiten vertoonden de patiënten echter meer ademhalingsproblemen.

Mitochondriale problemen aanwezig, maar niet doorslaggevend

Er deed zich een anomalie voor toen de onderzoekers onderzochten of de maximale zuurstofopname gecorreleerd was met de aerobe energieproductie en mitochondriale activiteit. Als ik het goed begrijp, komt dit overeen met het idee dat zelfs als de energieproductiesystemen van de gezonde controlegroep door gedwongen immobiliteit verzwakt waren, deze systemen nog steeds goed zouden moeten functioneren, zij het in een verzwakte of minder productieve toestand.

De mitochondriën functioneerden prima bij de gedeconditioneerde gezonde controlegroep, maar niet bij de ME/cvs- en longcovidpatiënten.

Toen ze de mitochondriale respiratie (mitochondriale energieproductie) normaliseerden tot de activiteit van een mitochondriaal enzym genaamd succinaat, had bedrust geen invloed op het oxidatieve fosforylatievermogen van de gezonde controlegroep; d.w.z. dat de gezonde controlegroep minder mitochondriën had om mee te werken, maar dat de mitochondriën die ze hadden, prima functioneerden.

Minder mitochondriën alleen verklaarde echter niet waarom ME/cvs- en longcovidpatiënten minder energie produceerden. In plaats daarvan leek het erop dat stoornissen in de mitochondriën zelf de energieproductie belemmerden. Dit suggereerde dat er sprake was van een soort mitochondriaal defect (verminderde complex I/II-activiteit, protonlekkage of structurele defecten in de cristae). De auteurs merkten op dat bedrust meestal leidt tot gefragmenteerde mitochondriën, maar niet tot de structurele veranderingen (verminderde cristae (plooien)) die zijn gevonden bij personen met ME/cvs en long covid. Een punt voor mitochondriale problemen bij deze ziekten.

Een evaluatie van de relatieve bijdragen van de routepaden van Complex I (NADH) en II (Succinaat) van de specifieke elektronentransportketen (ETC) aan de totale mitochondriale respiratoire capaciteit toonde aan dat gezonde controles meer gebruik maakten van de NADH-route om energie te produceren, terwijl de ME/cvs-en longcovidpatiënten dat niet deden.

Hoewel de auteurs het niet hadden over behandeling, suggereert de metabole verschuiving (grotere mate van beroep op de NADH-route) die bij de gezonde controlegroep werd waargenomen, dat een ketodieet na bedrust gunstig kan zijn. Het feit dat deze metabole verschuiving niet optrad bij ME/cvs- en longcovidpatiënten suggereert dat ketodiëten weliswaar kunnen helpen, maar mogelijk niet de kernproblemen van ME/cvs en long covid aanpakken.

Niettegenstaande de afwijkende mitochondriale bevindingen en hun bewering dat er meer onderzoek naar mitochondriën moet worden gedaan, zijn de auteurs niet van mening dat mitochondriale disfunctie de primaire oorzaak is van ME/cvs. (“Het gebrek aan een associatie tussen VO2-max en mitochondriale variabelen suggereert dat de verminderde inspanningscapaciteit bij ME/cvs/long covid niet uitsluitend kan worden verklaard door mitochondriale respiratie of enzymatische activiteit.”)

Er worden mitochondriale problemen vastgesteld, maar de auteurs waren niet van mening dat deze de enige oorzaak waren van ME/cvs of long covid.

Hoewel er mitochondriale problemen bestaan, zijn zij van mening dat kwesties zoals een verminderde zuurstoftoevoer (bloedvatdisfunctie, microstolsels en het onvermogen van de haarvaten om zuurstof naar de spieren te transporteren) en/of een verminderde veneuze terugstroom een grotere rol kunnen spelen bij de waargenomen beperkingen bij lichamelijke inspanning. (Andere mogelijkheden zijn onder meer systemische ontstekingen die de energieproductie aantasten, gebrekkige spieractivering en verstoorde signaaloverdracht in de hersenstam.)

Onlangs hebben Wirth en Lohn gesteld dat de bloedvaten die de aders van bloed voorzien, bij deze ziekten mogelijk aangetast zijn.

Lees ook Could the Blood Vessels…That Feed the Blood Vessels- Be Ground Zero for Long COVID and ME/CFS?”

Diverse cardiovasculaire compensaties

Er worden ook verschillen waargenomen in de manier waarop de ME/cvs- en longcovidpatiënten en de gezonde controlegroep de verminderde energieproductie tijdens de inspanningstest compenseerden.

De bedrustgroep verhoogde haar basishartslag en verhoogde deze vervolgens lichtjes tijdens de inspanning om de bloedtoevoer (zuurstof) naar de spieren te vergroten. De ME/cvs- en longcovidgroep daarentegen verhoogde haar hartslag drastisch.

De reactie van de gezonde controlegroep was te verwachten, omdat deconditionering doorgaans gepaard gaat met een hogere hartslag in rust en een enigszins verhoogde hartslag. Dit komt doordat het cardiovasculaire systeem, hoewel verzwakt, in wezen intact blijft en slechts een bescheiden verhoging van de hartslag nodig is om te kunnen reageren.

De grote sprong in hartslag daarentegen gaf aan dat het cardiovasculaire systeem niet ‘intact’ was bij ME/cvs- en longcovidpatiënten. De auteurs suggereerden dat de verhoogde hartslag een poging zou kunnen zijn ofwel om een vermindering van de hoeveelheid bloed die uit het hart wordt gepompt (verminderd slagvolume) ofwel om een falen om zuurstof uit de spieren te halen, te compenseren.

Hun bevindingen lijken te stroken met de bevindingen van David Systrom in zijn invasieve inspanningsonderzoeken. Bij veel individuen leidt een verminderde bloedtoevoer naar het hart (preload failure) tot een afname van het slagvolume, wat op zijn beurt leidt tot een vermindering van de bloedtoevoer naar de spieren. Systrom noemde preload failure de olifant in de kamer en het kenmerkende onderzoeksresultaat van invasieve inspanningsproeven bij ME/cvs. Bij sommige patiënten wordt de zuurstof die naar de spieren stroomt door hen niet gebruikt, hetzij vanwege mitochondriale problemen, hetzij omdat het bloed wordt afgeleid voordat het de spieren kan bereiken.

Lees ook Systrom at the CDC: The ME/CFS Mitochondrial Drug Trial Fails Plus More”

Problemen met de haarvaten

Deconditionering had uiteindelijk een verschillend effect op de dichtheid van de haarvaten bij de gezonde controlegroep en de ME/cvs-patiënten. Terwijl de spieren van de gezonde controlegroep atrofieerden, bleef het aantal haarvaten intact, wat resulteerde in een verhoogde dichtheid van de haarvaten.

De spieren van hun ME/cvs-patiënten vertoonden geen tekenen van atrofie, maar hadden minder capillairen per spier dan de bedlegerige gezonde controlegroep; dat wil zeggen dat ze tijdens het sporten niet in staat waren om de spieren van normale hoeveelheden bloed te voorzien.

Normale zuurstofstroom in de spieren (!)

Verminderde capillaire concentraties lijken de spieren van ME/cvs- en longcovidpatiënten bloot te stellen aan een flinke dosis hypoxie (laag zuurstofgehalte) tijdens het sporten. De spieren hebben tijdens inspanning steeds meer zuurstof nodig, maar omdat er minder capillairen zijn om ze van zuurstof te voorzien, zullen ze zoveel mogelijk zuurstof opnemen, waardoor het bloed verarmt en in een staat van hypoxie terechtkomt.

De auteurs hebben de niveaus van myoglobine, het eiwit dat zuurstof naar het spierweefsel transporteert, gemeten om de aanwezigheid van hypoxie vast te stellen.

De capillaire dichtheid van de spieren was verminderd, maar er werden geen aanwijzingen voor een laag zuurstofgehalte (hypoxie) gevonden.

Als de spieren niet genoeg zuurstof kregen, werd verwacht dat het myoglobinegehalte zou stijgen in een poging om meer zuurstof te leveren. Als de zuurstofopname door de mitochondriën een probleem was, wat betekent dat de spieren vol zaten met zuurstof die niet werd verbruikt, werd verwacht dat het myoglobinegehalte zou dalen. (Merk echter op dat hypoxie onder bepaalde omstandigheden kan optreden zonder dat het myoglobinegehalte stijgt.)

Ik zou denken dat hypoxie een uitgemaakte zaak zou zijn. Het lage zuurstofgehalte in de spieren zou leiden tot hypoxie, ischemie, verhoogde productie van vrije radicalen, verminderde mitochondriale activiteit en een snelle overgang naar anaeroob energiemetabolisme. Bovendien werden bij de patiëntengroepen verhoogde lactaatniveaus (een teken van anaerobe energieproductie) aangetroffen. Voor deze leek bleek het allemaal volkomen te kloppen.

Maar dat was niet zo. De myoglobinewaarden waren normaal en de auteurs concludeerden dat de spieren van ME/cvs- en longcovidpatiënten geen hypoxie vertoonden, “waarschijnlijk omdat de verhouding tussen de lokale zuurstoftoevoer en het zuurstofverbruik op peil blijft”.

Dit wees erop dat de bloedtoevoer naar de spieren toereikend was en dat ze niet probeerden meer zuurstof op te nemen dan aanwezig was; ze gilden dus niet om zuurstof. Het suggereerde ook dat er geen intrinsiek defect in de mitochondriën is dat zo ernstig is dat het de zuurstofconsumptie belemmert.

Hier wordt het echt ingewikkeld!

En daarmee – bang! – verdwenen twee belangrijke hypothesen als sneeuw voor de zon. Toch wees de lage capillaire dichtheid bij ME/cvs-patiënten erop dat de bloedtoevoer naar de spieren verminderd was en dat het aerobe energiesysteem een klap had gekregen. Hoe kon dan worden verklaard dat er tijdens inspanning geen tekort aan zuurstof in de spieren was?

De auteurs wezen op grotere, meer systemische problemen, zoals “slagvolume, perifere zuurstofopname en baroreflexgevoeligheid tijdens inspanning”, om zich op te concentreren. Een AI Perplexity-query suggereerde dat er iets soortgelijks aan de hand was: het noemde ontregelde hersenstamsignalen die de werking van het autonome zenuwstelsel verstoren (baroreflexgevoeligheid), verlaagde perifere opname en/of verlaagd hartminuutvolume (slagvolume), die allemaal de totale zuurstoftoevoer beperken.

(Merk op dat de groep van Wüst onlangs ontdekte dat intense inspanning het autonome zenuwstelsel in de war bracht.)

Lees ook “Te veel inspanning veroorzaakt een aanval op het autonome zenuwstelsel bij langdurige COVID, ME/cvs en fibromyalgie

Maar hoe kan de zuurstoftoevoer in de spieren tijdens inspanning normaal zijn als er problemen zijn met de zuurstofopname? Nog een vraag aan AI Perplexity, “Kunnen er problemen met de perifere zuurstofopname optreden, zelfs als de verhouding tussen de lokale zuurstoftoevoer en het zuurstofverbruik in de spieren in evenwicht is en het myoglobinepeil normaal is?”, leverde enkele mogelijke antwoorden op.

De AI-engine suggereerde dat problemen op microstructureel niveau zouden kunnen beletten dat zuurstof de cellen bereikt. Shunting – jaren geleden voorgesteld door David Systrom – zou er ook voor kunnen zorgen dat de bloedstroom de zuurstofuitwisselingsplaatsen op de spieren mist. Microstructurele barrières veroorzaakt door fibrose (de ontwikkeling van fibreus bindweefsel) zouden het ook moeilijk kunnen maken voor zuurstof om vanuit het bloed naar de mitochondriën te stromen.

Een volgende vraag aan AI Perplexity luidde: “In welke situaties zou een lage ratio tussen capillairen en spiervezels en een lage capillaire dichtheid NIET leiden tot spierhypoxie bij inspanning?”. Blijkbaar kunnen bepaalde vormen van compensatie deze situatie veroorzaken.

Toegenomen mitochondriale efficiëntie om de verminderde bloedstroom te compenseren was een mogelijkheid die niet van toepassing leek te zijn (sommige studies suggereren echter dat de mitochondriën overactief zijn). Toegenomen bloedvatverwijding om meer bloed/zuurstof door de weinige overgebleven haarvaatjes te krijgen, lijkt echter goed te passen bij de hypothese van Wirth/Scheibenbogen.

Lees ook Hypothesis Predicts Major Failure Point in Chronic Fatigue Syndrome (ME/CFS)”

De hypothese stelt dat het lichaam zoveel mogelijk (vrij giftige) vaatverwijders in het bloed pompt om te smalle bloedvaten te verwijden. Een andere mogelijkheid is dat de spieren, in plaats van het aerobe energiesysteem te belasten, zeer snel de voorkeur gaan geven aan glycolyse (anaerobe energieproductie) en op die manier hypoxie voorkomen.

AI Perplexity merkte ook op dat toxines (lactaat, cytokines) die de spiercontractie of energiesensoren verstoren, ook een rol zouden kunnen spelen. Problemen met “energiesensoren” klonken voor mij alsof het systeem faalt, maar de spieren weten dat niet.

Zouden problemen met het detecteren/reguleren van energieniveaus kunnen aansluiten bij de hypothese van Naviaux betreffende de reactie van cellen op gevaar (cellen die zich verschansen en weigeren te reageren), bij de bevindingen van Hanson die aangeven dat op moleculair niveau het lichaam van ME/cvs-patiënten simpelweg niet reageert op het signaal om te bewegen, en/of bij de afwijkende calciumsignalering (hypothese van Wirth/Scheibenbogen)?

Lees ook “A Failure to Respond”: the ME/CFS Extracellular Vesicle Exercise Study”

Ook mTORC1-problemen kunnen een rol spelen. De verminderde mitofagie (mitochondriale autofagie) die door onderzoekers van Simmaron is vastgesteld, zou kunnen verklaren waarom PEM bij ME/cvs optreedt, zelfs bij normale zuurstofniveaus. Het zou ook kunnen verklaren waarom een mitochondriale stimulator, zoals rapamycin, bij deze ziekten zou kunnen helpen (terwijl andere dat niet doen).

Lees ook “Schoonmaakcrisis? Gebrekkige mitochondriale opruiming bij ME/cvs kan de energieproductie belemmeren

Op dat moment zat mijn hoofd meer dan vol en gaf ik het op om de normale zuurstofstroom in de spieren te begrijpen. 🙂

Spiervezelveranderingen

Hoewel het zuurstofgehalte in de spieren niet leek te zijn aangetast, hadden de spieren van de ME/cvs- en longcovidgroep wel degelijk een flinke klap gekregen. Spieratrofie – een veelvoorkomend gevolg van deconditionering – werd verwacht bij de gezonde controlegroep die bedrust hield, en dat werd ook vastgesteld. Bij ME/cvs-patiënten werd dit niet verwacht, en het werd ook niet vastgesteld.

Een afname van type I-spiervezels en een toename van type II-spiervezels bij ME/cvs en long covid suggereerden dat er een metabole omschakeling had plaatsgevonden.

De soorten spiervezels die bij de patiënten en de gezonde controlegroepen werden gevonden, waren echter verschillend. Terwijl de verhoudingen tussen de soorten spiervezels bij de gezonde controlegroep onveranderd bleven, waren de type I-vezels bij de ME/cvs- en longcovidpatiënten aanzienlijk verminderd, wat resulteerde in verhoogde niveaus van type IIa/IIx-vezels. Deze ‘snel samentrekkende’ spiervezels maken doorgaans gebruik van glucose als energiebron en raken snel uitgeput tijdens activiteiten die meer uithoudingsvermogen vereisen.

Ik vroeg AI Perplexity om te bepalen of de verschuiving in spiervezels bij ME/cvs- en longcovidpatiënten het gevolg was van deconditionering, d.w.z. “Hoe kan men zien of een verschuiving van langzame naar snelle spiervezels het gevolg is van deconditionering of van iets anders?”. Het antwoord luidde:

“Een verschuiving van langzame naar snelle spiervezels als gevolg van deconditionering is het meest waarschijnlijk wanneer er een duidelijke geschiedenis van inactiviteit, omkeerbare veranderingen en geen andere pathologische bevindingen bij biopsie aanwezig zijn. Als er aanvullende klinische symptomen, familiegeschiedenis of pathologische kenmerken bij spierbiopsie aanwezig zijn, moeten andere oorzaken zoals neuromusculaire aandoeningen, genetische myopathieën of systemische ziekten overwogen worden.”

Hoewel er een duidelijke voorgeschiedenis van inactiviteit bij ME/cvs bestaat, wijst het overgrote deel van het bewijs erop dat de omschakeling van langzame naar snelle spiervezels bij ME/cvs en long covid een pathologische oorzaak heeft, aangezien de inactiviteit grotendeels onomkeerbaar is en er bij biopsie andere pathologische veranderingen zijn gevonden. Verschillende processen kunnen deze omschakeling in spiervezels veroorzaken, waaronder mitochondriale disfunctie, problemen met de metabole signalering en ontstekingen.

*Merk op dat dit onderzoek gedeeltelijk door patiënten werd ondersteund (ZonMw, Solve ME, ME Research UK en de Patient-Led Research Collaborative).

Conclusie

“Patiënten krijgen vaak te horen dat ze gewoon niet meer in vorm zijn. Onze resultaten tonen aan dat dit niet klopt. De spierveranderingen bij deze patiënten verschillen van wat we zien bij gezonde mensen na langdurige inactiviteit.” Rob Wüst

Dit was voor mij een van de moeilijkst te begrijpen publicaties, en ik vraag me (meer dan ooit) af of ik het wel goed begrepen heb. Het onderzoek toonde, zoals verwacht, aan dat sommige processen die tijdens deconditionering plaatsvinden, ook bij ME/cvs en/of long covid voorkomen. In verschillende gevallen (meer hyperventilatie tijdens inspanning; verminderde dwarsdoorsnede van spiervezels; verminderde capillaire dichtheid) lijken de processen bij deze ziekten gewoon te worden versneld.

In andere gevallen lijkt er echter iets heel anders te gebeuren bij ME/cvs-en longcovidpatiënten. Mitochondriale stoornissen kunnen de normale zuurstofopname aantasten. Bovendien was iets dat ‘E/L-koppelingsefficiëntie’ wordt genoemd, wat beschrijft hoe efficiënt de elektronentransportketen functioneert, verlaagd bij ME/cvs-en longcovidpatiënten, wat suggereert dat er mogelijk protonlekkage of andere problemen aanwezig zijn.

Een significante afname van type I-vezels en een verhoogd aandeel van vermoeidheidsgevoelige type IIa/IIx-vezels bij ME/cvs- en longcovidpatiënten suggereert dat er bij hen een pathologisch proces aan de gang is, een proces dat in toenemende mate gebruik maakt van niet-aerobe routepaden om energie te produceren. Bovendien wees een verminderde capillaire dichtheid in de spiervezels erop dat de spieren van de patiënten niet de normale bloed-/zuurstoftoevoer kregen.

Het feit dat er geen bewijs werd gevonden voor lokale hypoxie in de skeletspieren bij patiënten met long covid en ME/cvs, suggereerde echter dat er geen tekort aan zuurstof was. De auteurs concludeerden dat de inspanningsintolerantie bij ME/cvs-symptomen waarschijnlijk wordt veroorzaakt door andere mechanismen dan lokale zuurstoftekorten in de spieren of mitochondriale problemen.

Daarmee verdwenen twee belangrijke hypothesen als sneeuw voor de zon. De auteurs wezen op grotere, meer systemische problemen, zoals “slagvolume, perifere zuurstofopname en baroreflexgevoeligheid tijdens inspanning”, waarop de aandacht moest worden gericht.

De auteurs stelden voor om te kijken naar systemische processen zoals het evalueren van het slagvolume, de perifere zuurstofopname en de baroreflexgevoeligheid (regulering van het autonome zenuwstelsel) tijdens inspanning, om de spier- en andere bevindingen bij ME/cvs te verklaren.

Een zoekopdracht in AI Perplexity suggereerde dat compenserende maatregelen, zoals een verhoogde vaatverwijding om de bloed- en zuurstoftoevoer door de resterende capillairen te vergroten, van toepassing zouden kunnen zijn, ook wel bekend als de Wirth/Scheibenbogen-hypothese. Een andere mogelijkheid is dat de spieren, in plaats van het aerobe energiesysteem te belasten, zeer snel de voorkeur zouden geven aan glycolyse (anaerobe energieproductie) en op deze manier hypoxie zouden voorkomen.

AI Perplexity stelde ook dat toxines (lactaat, cytokines) die de spiercontractie of “energiesensoren” beïnvloeden, een rol zouden kunnen spelen.

Zouden problemen met het detecteren/reguleren van energieniveaus kunnen aansluiten bij de hypothese van Naviaux over de reactie van cellen op gevaar (cellen die zich verschansen en weigeren te reageren), bij de bevindingen van Hanson die aangeven dat op moleculair niveau het lichaam van ME/cvs-patiënten simpelweg niet reageert op het signaal om te bewegen, of bij abnormale calciumsignalering (Wirth/Scheibenbogen-hypothese)?

Ook mTORC1-problemen kunnen een rol spelen. De verminderde mitofagie (mitochondriale autofagie), die door Simmaron-onderzoekers werd vastgesteld, zou kunnen verklaren hoe PEM bij ME/cvs zelfs bij normale zuurstofniveaus optreedt. Het zou ook kunnen verklaren waarom een mitochondriale stimulator zoals Rapamycin bij deze ziekten zou kunnen helpen.

Als ik het goed begrijp, waren de bevindingen van deze studie een breinbreker. Hoewel de auteurs voorstelden om de mitochondriale ultrastructuur in de spieren te onderzoeken, suggereerden hun bevindingen dat onderzoekers naar meer systemische oorzaken moeten kijken, zoals het evalueren van het slagvolume, de perifere zuurstofopname en de baroreflexgevoeligheid (regulering van het autonome zenuwstelsel) tijdens lichaamsbeweging, om de spier- en andere bevindingen bij ME/cvs te verklaren.

© Health Rising, 5 juni 2025. Vertaling Els, redactie admin, ME-gids.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
26
27
28
1
2
25 feb
25/02/2025    
22:30 - 23:55
Enkele ideeën bij de nieuwe docu over ME/cvs van Sibylle Dahrendorf Statements from those affected in the film:  “For better or worse left alone” “This [...]
Evenement op 25/02/2025
Datum/Tijd Evenement
29/11/2025
09:00 - 22:00
De Warmste Week: De Warmste Dag
29/11/2025
11:00 - 20:00
De Warmste Week: Schilderwerkjes Hoogstraten
30/11/2025
Hele dag
PAIS-protest in Den Haag
07/12/2025
10:00 - 17:00
De Warmste Week: Cyanotypes van vergeet-ME-nietjes
13/12/2025
13:30 - 18:00
De Warmste Week: Warmste Kerstmarktje Gent
21/12/2025
15:00 - 17:00
De Warmste Week: Speel het Warm 2025
Recente Links