
Belangrijkste punten:
- 30% van de ME/cvs-gevallen die in verband worden gebracht met een infectie, zijn vermoedelijk te wijten aan het epstein-barrvirus (EBV) – maar niet iedereen die een EBV-infectie heeft, ontwikkelt ME/cvs.
- Onderzoekers in Amerika hebben een lopende studie opgezet om te onderzoeken waarom dit het geval zou kunnen zijn.
- De eerste bevindingen tonen aan dat in vergelijking met degenen die herstelden van EBV, degenen die aan de criteria voor ME/cvs voldeden:
- Lagere niveaus van moleculen hadden die de communicatie tussen cellen van het immuunsysteem en andere cellen in het lichaam vergemakkelijken (cytokinen), specifiek interleukine-5 en interleukine-3.
- Dichtere en minder flexibele netwerken van cytokinen hadden die mogelijk volledig herstel van de EBV-infectie hebben verhinderd.
- De studie loopt nog en er zijn nog veel gebieden die onderzocht moeten worden, waaronder genetische, cognitieve en geslachtsgerelateerde factoren.
- De onderzoekers benadrukken de noodzaak van onderzoek naar factoren die het risico op de ontwikkeling van postvirale vermoeidheid na andere infecties verhogen, zoals COVID-19, Dengue en westnijlvirus.
Achtergrond
De meerderheid van de mensen met ME/cvs maakt melding van een infectie vóór het begin van de ziekte, en uit een enquête van de European ME Alliance bleek dat 58% van de respondenten het begin van hun ME/cvs in verband bracht met een “infectieziekte”.
Ongeveer 30% van de ME/cvs-gevallen die in verband worden gebracht met een infectie, zijn vermoedelijk te wijten aan infectieuze mononucleose – klierkoorts, veroorzaakt door het epstein-barrvirus (EBV) – maar niet iedereen die een EBV-infectie heeft, ontwikkelt ME/cvs.
Wat heeft de studie gedaan?
Een studie, gepubliceerd in het tijdschrift ‘Microorganisms, door professor Leonard Jason en collega Ben Katz had als doel te onderzoeken waarom sommige mensen die EBV hebben, een grotere kans maken om ME/cvs te ontwikkelen dan anderen – belangrijk is dat de onderzoekers een studieopzet gebruikten waarbij deelnemers werden gerekruteerd voordat ze EBV opliepen, en waarbij ze in de loop van de tijd werden gevolgd.
De DePaul symptoomvragenlijst (DSQ) werd gebruikt om te beoordelen:
- Sociodemografische, medische, beroepsmatige en sociale voorgeschiedenis.
- Zelfrapportagemeting van ME/cvs-symptomatologie en ziekte.
Er wordt gezegd dat de DSQ een gestandaardiseerde methode biedt voor het beoordelen van verschillende casusdefinities van ME/cvs, waaronder Fukuda (voor CVS), Canadese Consensus Criteria en de criteria van het Institute of Medicine (IOM).
Wat lieten de bevindingen zien?
Van de 4.501 deelnemers aan de studie ontwikkelden 238 (5%) infectieuze mononucleose.
Zes maanden na de infectie hadden 157 (66%) geen symptomen meer en 81 (34%) hadden aanhoudende symptomen.
Van de 81 deelnemers met aanhoudende symptomen:
- 55 (68%) voldeden aan criteria voor ME/cvs.
- 35 (64%) voldeden aan één ME/cvs-casusdefinitie.
- 20 (36%) voldeden aan meer dan één ME/cvs-casusdefinitie.
- 26 (32%) voldeden niet aan de criteria voor ME/cvs.
Helaas specificeren de onderzoekers in het artikel niet aan welke criteria de deelnemers precies voldeden.
De resultaten toonden aan dat in vergelijking met degenen die herstelden, degenen die gingen voldoen aan de criteria voor ME/cvs na infectieuze mononucleose, lagere niveaus hadden van eiwitten, cytokinen genaamd – moleculen die de communicatie tussen cellen van het immuunsysteem en andere cellen in het lichaam vergemakkelijken, met name interleukine-5 (IL-5) en interleukine-3 (IL-3).
Interessant genoeg is IL-5 betrokken bij de productie van ontstekingsremmende B1-cellen en volgens Jason en Katz zijn verminderde B1-cellen in verband gebracht met andere ziekten zoals multiple sclerose, lupus en reumatoïde artritis.
Deelnemers die later aan de criteria voor ME/cvs voldeden, vertoonden ook dichtere en minder flexibele cytokinenetwerken. De onderzoekers merkten op dat het mogelijk dit gebrek aan flexibiliteit in cytokinenetwerken was dat betekende dat de deelnemers die ME/cvs ontwikkelden, niet in staat waren om “succesvol om te gaan met de primaire EBV-infectie”. Er wordt met name gedacht dat cytokinenetwerken ziekteprocessen zoals inflammatoire darmziekten aansturen.
De studie van Jason en Katz loopt nog en de onderzoekers stellen dat er nog veel gebieden moeten worden onderzocht, waaronder genetische, cognitieve en geslachtsgerelateerde factoren. De onderzoekers benadrukken ook de noodzaak van onderzoek naar factoren die het risico op de ontwikkeling van postvirale vermoeidheid na andere infecties verhogen, zoals COVID-19, dengue (knokkelkoorts) en het westnijlvirus.
Wat zijn de sterke punten en beperkingen van deze studie?
- In plaats van te vertrouwen op reeds bestaande gegevens die niet verzameld waren voor hun specifieke onderzoeksvraag of deelnemers met ME/cvs te rekruteren en te beoordelen of ze al dan niet een voorgeschiedenis van EBV-infectie hadden, rekruteerden Jason en Katz deelnemers vóór de EBV-infectie en volgden hen in de loop van de tijd – dit stelde de onderzoekers in staat om er zeker van te zijn dat de EBV-infectie plaatsvond vóór het begin van ME/cvs.
- Hoewel de Fukuda-criteria (voor CVS), de Canadese Consensus Criteria en de Institute of Medicine (IOM)-criteria werden genoemd, gaven de onderzoekers niet duidelijk aan op basis van welke ME/cvs-criteria de deelnemers werden beoordeeld. Het is mogelijk dat sommige deelnemers die aan slechts één ME/cvs-criterium voldeden, alleen voldeden aan de Fukuda-criteria voor CVS, waarbij de aanwezigheid van malaise na inspanning niet vereist is voor het stellen van de diagnose. Het zou belangrijk zijn om na te gaan of er verschillen waren tussen degenen die aan verschillende diagnostische criteria voldeden.
- De kenmerken van de deelnemers worden niet duidelijk gerapporteerd in het artikel, waardoor het niet mogelijk is om de diversiteit van de steekproef te bekijken.
Waarom kan EBV-infectie bij sommige mensen leiden tot ME/cvs en bij anderen niet?
- Er wordt aangenomen dat 30% van de ME/cvs-gevallen die verband houden met een infectie, te wijten zijn aan het epstein-barrvirus – maar niet iedereen die een EBV-infectie heeft, ontwikkelt ME/cvs.
- Onderzoekers in Amerika hebben een studie opgezet die aan de gang is, om te onderzoeken waarom dit het geval zou kunnen zijn.
- Eerste bevindingen tonen aan dat, vergeleken met degenen die herstelden van EBV, dat degenen die voldeden aan ME/cvs-criteria:
- Lagere niveaus van moleculen hadden die communicatie mogelijk maken tussen cellen van het immuunsysteem en andere cellen in het lichaam (cytokines), specifiek interleukine-5 en interleukine-3.
- Meer dichte en minder flexibele netwerken van cytokines hadden die volledig herstel van EBV-infectie verhinderd hebben.
Jason en Katz, 2025.
© ME Research UK, 23 april 2025. Vertaling admin, redactie NAHdine, ME-gids.
Citeren?
Jason, L. A., & Katz, B. Z. (2025). Predisposing and Precipitating Factors in Epstein–Barr Virus-Caused Myalgic Encephalomyelitis/Chronic Fatigue Syndrome. Microorganisms, 13(4), 702. https://doi.org/10.3390/microorganisms13040702