De CVS werkdefinitie van 1988 (Holmes et al.) kon niet effectief CVS onderscheiden van andere types van onverklaarbare vermoeidheid. Daarom werd op een vergadering van CVS-onderzoekers in 1993 beslist om een logische herziening van de definitie te ontwikkelen. De kern van de herziene CVS werkdefinitie bestaat uit een set van uniforme toepasbare richtlijnen voor de klinische en onderzoeksevaluatie van CVS en andere vormen van vermoeidheid.
De Fukuda-criteria zijn in wezen wetenschappelijke criteria, bedoeld voor wetenschappers om een homogene groep te creëren over een ziektebeeld, opdat men over hetzelfde probleem zou spreken. Dus deze criteria zijn niet bedoeld voor klinische doeleinden, ofte voor behandelende artsen. Daarover bestaat dus een groot misverstand. Daarentegen zijn de Canadese criteria (Carruthers et al., 2003) wel erg belangrijk voor behandelende artsen. (Uit: Interview met Dr. De Meirleir door Frank Twisk)
Hoewel de Fukuda-criteria algemeen het meest toegepast worden of het meest ingeburgerd zijn, falen deze criteria in het juist selecteren van ME/cvs-patiënten. Deze criteria beschouwen 'vermoeidheid' als een majeur criterium en 'malaise na inspanning' slechts als een mineur criterium, terwijl deze laatste een uniek kenmerk is van ME/cvs-patiënten. Bovendien bestaan de Fukuda criteria uit een set subjectieve symptomen die niet objectief te meten zijn. Uit onderzoek van Jason blijkt dan ook dat de Fukuda-criteria 55% vals-positieve diagnoses opleveren, in tegenstelling tot de striktere Canadese criteria (2003).
het tegelijkertijd voorkomen van tenminste vier van de volgende symptomen. Deze symptomen moeten allemaal een periode van tenminste zes achtereenvolgende maanden aanhouden of gedurende deze periode steeds weer terugkeren. Ze mogen niet reeds hebben bestaan voor de vermoeidheid begon.
de diagnose CVS mag niet worden gesteld als de vermoeidheid kan zijn veroorzaakt door of condities die de diagnose CVS uitsluiten:
Elke onverklaarde abnormaliteit ontdekt tijdens onderzoek of andere testen die een uitsluitingscriterium suggereren, moeten uitgeklaard worden vooraleer verder geclassificeerd wordt.
Een minimum aan laboratoriumonderzoek zou uitgevoerd moeten worden. Routinematige testen voor alle patiënten hebben geen waarde. Nochtans kunnen verdergaande testen uitgevoerd worden op individuele basis om een andere diagnose te bevestigen of uit te sluiten, zoals MS. In deze gevallen moeten bijkomende testen gedaan worden, overeenkomstig de geaccepteerde klinische standaarden.
Het gebruik van testen om CVS te diagnosticeren (in tegenstelling tot het uitsluiten van andere diagnoses) zou enkel uitgevoerd moeten worden op protocol-gebaseerd onderzoek. Het feit dat zulke testen nog in testfase zitten en niet helpen bij de diagnose zou uitgelegd moeten worden aan de patiënt.
In de klinische praktijk, kunnen geen testen aanbevolen worden voor de specifieke diagnose van CVS. Testen zouden gebruikt moeten worden om andere mogelijke klinische condities te bevestigen of uit te sluiten. Voorbeelden van specifieke testen die de diagnose van CVS noch bevestigen noch uitsluiten zijn serologische testen voor:
immunologische testen, inclusief celpopulaties en functiestudies en beeldonderzoeken zoals MRI-scans en SPECT-scans en PET-scans.