Bron:

| 7519 x gelezen

ME Research UK, 4 november 2015

CMRC 2015: Kort verslag

Newcastle and Gateshead: de plek van de conferentie van 2015. (Opgeladen door Neurolysis) [CC BY 2.0], via Wikimedia Commons

Vruchtbaar en bemoedigend – dat is hoe we de tweede ME/CVS Research Collaborative (CMRC)-conferentie zouden samenvatten die in Newcastle werd gehouden van 13 tot 14 oktober [2015]. De CMRC – de eerste van z’n soort in de wereld – werd in 2013 gelanceerd op een evenement waarbij de Hertog van Kent en onze beschermvrouw de Gravin van Mar betrokken waren (lees het verslag). Het doel is om de hoogste kwaliteit van fundamenteel en toegepast evidence-based en peerreviewed onderzoek naar ME/CVS te promoten, door het samenbrengen van nationale instanties, ME/CVS belangengroepen, en werkende onderzoekers van overal in het Verenigd Koninkrijk die willen werken richting een gemeenschappelijk doel.

In 2015 werden veel van de belangrijkste presentaties live gestreamd, zodat mensen met ME en hun families de gang van zaken van thuis uit konden volgen. Naast een serie centrale (“keynote”) toespraken (hieronder samengevat), waren er presentaties van door MRC-gefinancierde onderzoeksprojectleiders, gevolgd door vragen. Conferentie-aantallen waren indrukwekkend met meer dan 75 professionele afgevaardigden die zich hadden ingeschreven voor de onderzoeksconferentie, en ongeveer 30 afgevaardigden van geassocieerde leden (vooral patiënten en gezinnen) schreven zich in voor de workshop, die veel van de onderzoekers bevatte op de eerste dag.

Prof. Stephen Holgate, voorzitter van de CMRC, opende door het verwelkomen van de gedelegeerden. Hij was bijzonder enthousiast geraakt door de rapporten die in 2015 in de VS gepubliceerd zijn door het Institute of Medicine en de National Institutes of Health, die aanbevelingen deden over de weg voorwaarts voor ME/CVS. Deze zijn samengevat in een uitstekend verslag door de Advisory Committee die de Secretary of Health and Human Services (HHS) in de VS adviseert (lees het verslag). Prof. Holgate wees erop dat sommige van de aanbevelingen de zorgen en doelstellingen van de CMRC zelf weerspiegelen. Het Institute of Medicine bijvoorbeeld, maakt duidelijk dat ME/CVS significante functionele beperkingen en invaliditeit kan veroorzaken, en gelooft dat spoedige wetenschappelijke ontdekking binnen bereik is, ook al is er een lange geschiedenis van minimale financiering voor wetenschappelijk onderzoek geweest. Zoals gezegd “is innovatief biomedisch onderzoek dringend noodzakelijk om de risicio’s en de therapeutische doelen te identificeren, en om van daaruit een vertaalslag te kunnen maken naar de praktijk. “Hierdoor stelt Prof. Holgate voor een “Grand Challenge” in te stellen voor artsen en onderzoekers om het eens te worden over een casusdefinitie; om een pan-Britse benadering van sub-fenotype ME/CVS te bieden gebruik makend van moderne statistische benaderingen, die worden toegepast op klinische, fysiologische en routine pathologische gegevens; om biologische monsters te verzamelen die passend zijn voor ‘omic-analyses’; en om analyses van reactiepaden te gebruiken om oorzakelijke mechanismen van deze ziekte te identificeren. Zijn welkom kan bekeken worden via deze link.

UK CFS/M.E. Research Collaborative Science Conference Day 1, Part 1/3

Lezingen

In een van de centrale lezingen van het congres gaf Prof José Montoya van de Stanford Universiteit een overzicht van ‘Stanford ME/CVS: Samenwerking, Innovatie en Ontdekking’. Hij begon zijn toespraak met de vraag om een minuut stilte te houden ter nagedachtenis van Prof Martin Lerner, voormalig hoofd van de afdeling infectieziekten aan de Wayne State University, die geïnvalideerd was door ME/CVS tussen 1988 en 1996, en die vervolgens een pionier werd in de herkenning en het onderzoek van de ziekte.



Prof Stephen Holgate and Prof José Montoya

Prof. Montoya sprak zijn “wens en droom [uit] dat medische en onderzoeksgemeenschappen in de VS zich zouden verontschuldigen tegenover ME/CVS-patiënten” voor hun houding in het verleden. Hij beschreef ook het rapport van Institute of Medicine uit 2015 als een stap voorwaarts, vooral in zijn erkenning dat ME/CVS een lichamelijke ziekte is. Interessant genoeg geeft hij voorzichtige steun aan de voorgestelde nieuwe klinische definitie van het Institute of Medicine – Systemic Exertion Intolerance Disease (SEID) – die postexertionele symptomen en orthostatische problemen bevat. Hij denkt dat de definitie een simpele maar net zo specifieke manier kan zijn voor artsen om een diagnose te stellen, en hij haalde recent werk aan van Stanford dat een “goede overeenstemming” laat zien tussen SEID, Fukuda 1994 en de Canadese definities uit 2003.

Hij schetste de achtergrond van zijn betrokkenheid bij ME/CVS – en de interesse van Stanford University om de ziekte te onderzoeken, gezien de omvang van het probleem en de rol van infecties als precipiterende [uitlokkende] factoren. Het grote werkprogramma dat nu op Stanford wordt verricht, werd gestimuleerd en op gang gebracht door een anonieme donatie van 5 miljoen dollar, en vandaag is het uitgegroeid tot een reeks van collaboratieve studies waaronder gerandomiseerde klinische onderzoeken, longitudonale en case-controlstudies, en kleinere hypothesegenererende onderzoeken (zie een lijst van studies op Stanford ME/CFS Initiative). De overtuiging van Stanford is dat een subgroep van ME/CVS-gevallen gerelateerd zou kunnen zijn aan infectie – de symptomen zouden getriggerd kunnen worden door de aanhoudende activiteit van een bacterie of virus, of door de eigen immuunreactie van het lichaam daarop. Prof. Montoya staat vooral open voor samenwerkingsverbanden met andere wetenschappers, en heeft een speciale belangstelling voor de rol van antivirale therapieën (vooral valganciclovir) voor ME/CVS, waarvan hij denkt dat deze sommige patiënten kan helpen wanneer deze over een langere periode worden toegediend (zie achtergrond). Het bewijs over de laatste 33 jaar, legde hij uit, is dat ME/CVS vaak wordt getriggerd door infectie die tot een neuro-inflammatoir proces leidt. Gelukkig is er nu een “kostbare gelegenheid om het opwindendste medische mysterie te kraken” – we moeten samen dromen en alle expertise gebruiken om “een grote ommekeer te bewerkstelligen en onze droom te realiseren”. Zijn lezing kan worden bekeken via deze link (start na 16 minuten).

UK CFS/M.E. Research Collaborative Science Conference Day 1, Part 1/3

Prof. Jo Nijs

Een andere “keynote” lezing werd gegeven door Prof. Jo Nijs, die in Brussel een uniek onderzoeksprogramma naar ME/CVS leidt, en zijn focus betrof de problemen die door ME/CVS-patiënten worden ervaren na inspanning en de rol van het autonoom zenuwstelsel. Hij benadrukte dat ME/CVS wordt gekenmerkt door een dramatische toename van pijn en andere symptomen na inspanning, een verschijnsel dat niet in dezelfde mate wordt waargenomen bij andere ziekten. De belangrijkste bepalende factoren van postexertionele symptomen kunnen betrekking hebben op de immuunsystemen of het autonoom zenuwstelsel en centrale sensitisatie (nvdr. wij zijn kritisch over dit concept: zie 1, 2), en hij besprak deze achtereenvolgens. Inspanning heeft grote effecten op het immuunsysteem bij gezonde mensen, maar er is bewijs dat dit bij ME/CVS de complementactivatie, oxidatieve stress of genexpressie kan verhogen (lees een overzicht).

In het verleden heeft Professor Nijs de brain-derived neurotrophic factor (BDNF), ook geproduceerd door immuuncellen, in verband gebracht met ME/CVS, en dit eiwit zou ook de gevoeligheid voor prikkels van het zenuwstelsel kunnen verhogen. (Nvdr. zie studie van Sorenson et al. die aantoont dat BDNF sterk verlaagd is bij ME/CVS net als bij MS.) Kijkend naar het autonoom zenuwstelsel suggereerde hij dat, terwijl het werk van Prof. Julia Newton een sympathische stoornis had aangetoond bij ME/CVS, de rol van het parasympathische systeem ook belangrijk zou kunnen zijn. De nervus vagus, bijvoorbeeld, bevat 70% van de parasympathische tak van het autonoom zenuwstelsel, maar het informeert ook de hersenen over inflammatie, en zou betrokken kunnen zijn bij disfunctionele reacties op inspanning, waaronder die in de herstelfases, die de juiste parasympathische activiteit bij ME/CVS missen, waardoor pijn toeneemt. Prof. Nijs besprek ook de mogelijkheid dat ME/CVS-patiënten een disfunctie van endogene analgesie kunnen hebben (het lichaam zijn eigen manier om pijn te verminderen), iets dat niet wordt waargenomen bij patiënten met andere chronische ziekten zoals reumatoïde artritis. Dit aspect is, natuurlijk, verbonden met het probleem van centrale sensitisatie (een abnormale toename in het afvuren van de zenuwcellen die diep in het centraal zenuwstelsel liggen) dat wordt waargenomen bij patiënten met ME/CVS en fibromyalgie. De volledige presentatie van Prof Nijs kan worden bekeken via deze link (start na 3:40 min.)

UK CFS/M.E. Research Collaborative science conference Day 2 Part 1

Dr Oystein Fluge, Universiteit van Bergen [Noorwegen], gaf ook een belangrijke (keynote) lezing die een overzicht gaf van zijn onderzoeken waarbij rituximab werd gebruikt bij ME/CVS-patiënten. Hij schetste de wetenschappelijke achtergrond voor het rituximab-programma, dat gestart is toen onderzoekers in het Universitair Ziekenhuis Haukeland opmerkten dat een patiënt met ME/CVS “onverwacht en opmerkelijk herstel bemerkte van CVS-symptomen, hetgeen vijf maanden voortduurde gedurende en na afloop van cytotoxische chemotherapie voor de ziekte van Hodgkin”. De onderzoekers voerden in 2009 een “pilot case serie” uit, en daarna een fase II-onderzoek van 30 ME/CVS-patiënten. Toen de resultaten veelbelovend bleken, werden er verdere studies gepland en deze zijn nog gaande ( lees meer achtergrond). Zij bevatten een gerandomiseerd, dubbelblind, placebo-gecontroleerd fase III-onderzoek van 152 patiënten in vijf centra in Noorwegen (vier in universitaire ziekenhuizen), die 24 maanden worden gevolgd. De auteurs voeren ook een serie kleinere onderzoeken uit, waaronder een naar patiënten met ernstige of zeer ernstige ME/CVS, gebruikmakend van hetzelfde behandelingsprotocol van Rituximab. De andere zijn onderzoeken naar endotheliale functie, vergelijkbaar met onderzoeken in Dundee die laten zien dat endotheeldisfunctie aanwezig kan zijn bij ME/CVS; naar inspanning, waarbij cardiopulmonaire inspanningstesten betrokken zijn; en naar gastro-intestinaal functioneren. Prof Fluge is er echter duidelijk over dat hij het gebruik van Rituximab voor ME/CVS buiten de goedgekeurde klinische onderzoeken niet aanmoedigt, dus we wachten de resultaten van het fase III-onderzoek met grote interesse af. Prof. Fluge’s toespraak is niet opgenomen.

Prof. Jim Horne

Prof Jim Horne is een neurowetenschapper m.b.t. slaap aan de Loughborough University, en hij gaf een belangrijke (“keynote”) lezing over slaap en haar belang voor de menselijke gezondheid. Hij is het meest geïnteresseerd in de effecten van slaapgebrek op lichaam en geest, vooral de prefrontale cortex; de invloed die veroudering heeft op de slaap; en de verschillende soorten “slaperigheid” die kunnen optreden. Omdat slaapstoornissen veel voorkomen bij ME/CVS ( lees een overzicht), en dit een van de belangrijkste symptoomklachten is, gaf hij een overzicht van het scala aan slaapproblemen die kunnen voorkomen, vooral slaapapneu en rusteloze benensyndroom (restless legs syndroom). Prof. Horne benadrukte dat erg korte (maar niet langere) dutjes overdag behulpzaam kunnen zijn, en dat melatonine nuttig kan zijn in sommige gevallen. Helaas lijkt er tot nu toe geen consensus te bestaan over de wetenschap achter de slaapontregeling bij ME/CVS, maar problemen met het in gang zetten van de slaap (d.w.z. het in slaap vallen) en verminderde slow-wave stadium slaap (niet-REM slaap), zijn gerapporteerd. Prof. Hornes lezing is niet opgenomen, maar hij heeft een informatief overzicht geproduceerd, Sleep – a thumbnail overview.

Prof Liz Perkins is voorzitter van de William Rathbone VI leerstoel voor Community Nursing aan de Universiteit van Liverpool, en haar “keynote” lezing was getiteld “Op zoek naar een diagnose – wat de literatuur ons vertelt over de ervaringen van patiënten”. Zij verwees speciaal naar de enquête van Action for ME die vond dat het wel 2 jaar kan duren voordat patiënten een diagnose krijgen, terwijl in die periode een “diagnostisch limbo-land” volgt. Prof. Perkins legde uit dat een diagnose een noodzakelijkheid is in moderne ontwikkelde samenlevingen, maar dat het niet in staat zijn om de oorzaken van de ziekte te identificeren specifieke problemen oplevert. Er is een grote hoeveelheid aan literatuur over ‘medisch onverklaarde symptomen’, maar het meeste hiervan houdt zich bezig met de ervaringen van de persoon die gezondheidszorg aanbiedt; erg weinig informatie bestaat over hoe patiënten hun eigen ervaring van de ziekte definieerden – het patiëntenperspectief ontbreekt grotendeels. Lisa Whiteheads werk aanhalend over het ziekteverloop bij ME-patiënten (lees meer), gaf Prof Perkins een overzicht van de hoop op herstel in de vroege stadia van de ziekte, de ervaringen met huisartsen, de zoektocht naar behandelingen, en ontwikkeling van strategieën door het individu om te leren omgaan met de ziekte, waaronder rust, pacing, pijnmedicatie en copingstrategieën. Prof Perkins’ presentatie kan via deze link worden bekeken (start na 2:07 min.).

UK CFS/M.E. Research Collaborative Science Conference Day 1, Part 2/3

De laatste belangrijke presentatie was over ‘big data’ – genomica, epigenetica en metabolomica – door Prof George Davey Smith (Universiteit van Bristol), een epidemioloog met een grote belangstelling voor genetische epidemiologie en haar toepassing in de identificatie van ziekteveroorzakende biomarkers (zie een profiel). Hij maakte duidelijk dat de literatuur over ME/CVS overladen is met kleinere onderzoeken met kleine onderzoekspopulaties; hoewel deze nuttig kunnen zijn voor het genereren van hypotheses, kunnen zij tot foutieve conclusies leiden. Om deze reden zou het gebruiken van ‘big data’ in het veld erg nuttig kunnen zijn, en verscheidene benaderingen die ‘omic platforms’ gebruiken zijn beschikbaar (waaronder epigenomica, transcriptomica, proteomica, microbiomica, en metabonomica) en deze moeten worden toegepast bij ME/CVS, zoals Prof Hogate benadrukte in zijn plannen voor een ‘Grote Uitdaging”. Prof Davey Smiths lezing werd niet opgenomen.

Posters



Een woud van posters

Er was een indrukwekkend aantal posters dit jaar. Er werd een oproep voor samenvattingen gelanceerd met een sluitingsdatum van 31 juli 2015, en er waren 33 succesvolle inzendingen die in de posterkamer naast de grote hal tentoongesteld werden. Sommige beschreven meer in detail het werk dat al in de kortere presentaties werd gegeven, terwijl anderen wetenschappelijk werk brachten voor een breder publiek. De poster van de Britse ME/CVS-biobank bijvoorbeeld beschreef de vooruitgang tot nu toe: tot aan juli 2015 had de biobank 390 deelnemers geworven (245 ME/CVS-gevallen, 101 gezonde controles en 44 patiënten met MS), 22.500 aliquot monsters [gemeten delen van een monster of delen van een monster die relevant zijn voor het grote geheel] zijn opgeslagen, en de voorraad is erop gericht om monsters zeer binnenkort beschikbaar te stellen voor onderzoeksgroepen op een kostendekkende basis. Andere intrigerende posters schetsten eerder werk met betrekking tot het volume van de lever en zijn verbanden (Universiteit van Newcastle); spier- en mitochondriale functie (Universiteit van Liverpool); cognitieve gedragstherapie specifiek voor slapeloosheid en slaapstoornissen (Universiteit van Newcastle); sociale zorg en de problemen die ME/CVS-patiënten hebben om daar toegang tot te krijgen (Action for ME); rituximab als een behandeling voor primaire biliaire cirrose (Universiteit van Newcastle); immuunreacties bij ME/CVS (Universiteit van Northumbria); orthostatische afwijkingen in een grote Nederlandse ME/CVS cohort (Radboud Universiteit Nijmegen); Cortisolgehaltes in speeksel bij patiënten met ME/CVS en hepatitis C (King’s College London); functionele MRI-onderzoeken bij werkgeheugentaken (Universiteit van Bristol); en analyses op meerdere niveaus van de prevalentie van ME/CVS in de bevolking van Polen (Nicolaus Copernicus Universiteit, Bydgoszcz).

Kortere presentaties

Prof. Julia Newton

Prof Julia Newton besprak de studies naar cardiale afwijkingen bij ME/CVS die in Newcastle zijn uitgevoerd, met financiering van ME Research UK (lees meer). Zij schetste toen haar nieuwe cardiale MRI-onderzoeken, ontworpen om voorgaande resultaten te bevestigen gebruik makende van grotere steekproeven, waarin er preliminaire aanwijzingen zijn van significant verminderde eindsystolische en einddiastolische volumes, evenals een vermindering van plasmavolume. Op dit moment is de groep bezig met MIBG beeldvorming van het hart, en dit zou kunnen bepalen of afwijkingen in cardiale sympathische innervatie [bezenuwing] ten grondslag liggen aan het disfunctioneren van het autonoom zenuwstelsel die bij sommige mensen wordt waargenomen. Daarna stelde zij vragen over de waarde van infusen met zoutoplossingen om het bloedvolume te verhogen bij ME/CVS (lees meer), en over de potentiële waarde van het verstrekken van erytropoëtine aan mensen met ME/CVS. Prof. Newtons presentatie kan worden bekeken via deze link (vanaf 43:40 minuten).

UK CFS/M.E. Research Collaborative science conference Day 2 Part 1

Dr Whitney General van de Universiteit van Bristol schetste de geschiedenis van de onderzoeken naar grijze stof in de hersenen bij ME/CVS ( lees een overzicht), en beschreef de voxelgebaseerde morfometrische experimenten die zij en haar collega’s gepland hebben om de veranderingen in het volume van de grijze stof in de hersenen in verschillende gebieden van de hersenen te onderzoeken en deze in verband te brengen met vermoeidheid en cognitieve prestaties. Ten aanzien van een vergelijkbaar onderwerp, besprak Dr Andreas Finkelmeyer van de Universiteit van Newcastle de geschiedenis van ‘hyperintensiteiten van witte stof in de hersenen’ in de context van ME/CVS (lees meer), en beschreef zijn recente onderzoek met behulp van FLAIR beeldvorming waaruit bleek dat deze niet vaak werden gevonden bij ME/CVS-patiënten, maar meer gerelateerd waren aan veroudering en, mogelijk, cognitieve achteruitgang.

Dr. Caroline Strachan

Dr Caroline Strachan uit Leeds beschreef het door ME Research UK gefinancierde onderzoek naar vermoeidheid bij kankerpatiënten die chemotherapie krijgen en mensen met ME/CVS (lees overzicht). De onderzoekers zijn bezig met het vergelijken van subgroepen van B-cellen bij ME/CVS-patiënten, borstkankerpatiënten voorafgaand aan behandeling en gezonde controles, en Dr Strachan beschreef hun eerste resultaten. Naast het vergelijken van B-cel fenotypen in de twee populaties onderzoeken zij nu de productie van B-cel cytokinen volgend op in vitro stimulatie. Dr. Simon Collin (Universiteit van Bristol) gaf een overzicht van de studie Collaborative on Fatigue Following Infection (COFFI) (samenwerking met betrekking tot vermoeidheid volgend op infectie), wat een internationale samenwerking is die opgezet is om postinfectueuze vermoeidheid en symptomen te bestuderen door het delen van monsters en gegevens uit cohorten van de hele wereld (Verenigd Koninkrijk, Nederland, Noorwegen, Verenigde Staten en Australië). Het doel is om te begrijpen waarom acute infecties soms langdurige invaliderende symptomen kunnen triggeren. Door het bij elkaar brengen van verschillende datasets, kan de statistische bewijskracht worden verhoogd om de oorzaken en risicofactoren te onderzoeken.

Dr Rebecca Lambson (Universiteit van Newcastle) presenteerde een aantal beschrijvende analyses van het door MRC gefinancierde werk in Newcastle naar de oorzaken van vermoeidheid, daarbij gebruik makend van gegevens uit het UK primary Sjogren’s syndrome registry. Omdat de meeste primaire Sjögrenpatiënten vermoeidheid rapporteren als een van hun belangrijkste problematische symptomen, benadrukte Dr Lambson de noodzaak om te screenen om alle andere mogelijke oorzaken van vermoeidheid bij deze patiënten na te gaan, zoals hyperthyreoïdie, depressie, diabetes of anemie. Eva Stormorken (Universiteit van Oslo), hieronder op de foto, beschreef de nasleep van de verontreiniging van openbaar drinkwater met de parasiet Giardia lamblia in Noorwegen. Een kleine groep mensen ontwikkelde het postinfectieuze vermoeidheidssyndroom (PIFS), en haar onderzoek beschreef het verloop van hun ziekte zoals werd opgetekend uit diepte-interviews. Haar centrale boodschap was dat deze patiënten niet de juiste hulp ontvingen die zij nodig hadden vanwege het gebrek aan kennis onder zorgverleners, en dat een vroege diagnose en interdisciplinaire interventie gunstig geweest zouden kunnen zijn waarbij de meest ernstige invaliditeit vermeden wordt en verbetering bespoedigd wordt.



Sue Waddle en Dr Neil Abbot van ME Research UK, met oude vrienden Dr Anne MacIntyre en Eva Stormorken

Patiënt-onderzoeker workshop

Het hoofdevenement van de eerste dag was de workshop die open stond voor patiënten en hun families die Associate Members waren van de CMRC. Het doel van de workshopsessie is om de betrokkenheid tussen onderzoekers en patiënten te vergroten, en het format was grotendeels gelijk aan de zeer succesvolle workshopsessie van de conferentie van 2014. De workshop was in 5 groepen verdeeld: door patiënten gerapporteerde uitkomstmetingen, zaken met betrekking tot vermoeidheid, autonoom zenuwstelsel, neuropathologie, klinische onderzoeken, gevolgd door een paneldiscussie.

Presentaties van groepen gefinancierd door het MRC

In een nieuwe financieringsaankondiging van het MRC beschreef Dr Mark Edwards (St Georges Londen) zijn door MRC gefinancierd project, dat ook wordt ondersteund door de Sussex & Kent ME/CVS Society. Het betreft fMRI beeldvorming gedurende een intense inspanning om de neurale correlates te onderzoeken van de postexertionele verergering van de symptomen om er achter te komen of sommige symptomen van ME/CVS verband houden met slechte aanpassing van de hersenreacties ( zie rapport).

Dr Esther Crawley presenteerde enkele van de eerste resultaten van het Avon Longitudinale Onderzoek van ouders en kinderen ( ALSPAC) waarin gevallen van ME/CVS worden geïdentificeerd.

Dr Wang-Fai Ng (Universiteit van Newcastle) beschreef zijn gebruik van primair Syndroom van Sjögren (een auto-immuunziekte met verschillende klinische kenmerken die vergelijkbaar zijn met ME/CVS) als een ziektemodel, gebruikmakend van een omvangrijke analyse van het immuunsysteem om biologische vingerafdrukken te identificeren en te onderzoeken of deze biomarkers aanwezig zijn bij ME/CVS-patiënten.

Prof Julia Newton (Universiteit van Newcastle) beschreef meer van haar resultaten van haar MRC-award ten aanzien van de pathogenese van ME/CVS, en

Dr Alice Russell van King’s College Londen beschreef haar werk aan een immunologisch model van vermoeidheid, waarbij patiënten gevolgd worden die een behandeling met interferon-alfa voor hepatitis C ondergingen om biologische metingen te identificeren die bruikbaar zijn voor het voorspellen van het ontwikkelen van ME/CVS.



Onderzoekers gefinancierd door ME Research UK : Prof Jo Nijs (Vrije Universiteit Brussel, België); Dr Faisal Khan (Universiteit van Dundee); Dr Clive Carter (Leeds NHS Trust); Prof Lionel Lubitz (Royal Children’s Hospital, Melbourne, Australië); Dr Erinna Bowman (London School of Hygiene & Tropical Medicine); Victoria Strassheim (Universiteit van Newcastle); and Prof Julia Newton (Universiteit van Newcastle)

ME Reasearch UK werd vertegenwoordigd door vicevoorzitter Sue Waddle en Research & Operations directeur Dr Neil Abbot. Wij prezen ons gelukkig om weer vele oude vrienden en bondgenoten te ontmoeten en om enkele van de onderzoekers die we hebben gefinancierd aanwezig te hebben, zoals de foto laat zien.

Speciale dank gaat uit naar de sponsors van de conferentie van dit jaar – de MRC, Wellcome Trust en Arthritis Research UK. Zoals de MRC heeft gezegd over de samenwerking, “Wij zijn er op gebrand geweest om belangengroepen en onderzoekers op dit gebied bij elkaar te brengen, hetgeen de reden is waarom we het opzetten van de CMRC hebben gesteund. Het MRC hoopt dat de patiëntensessie op deze conferentie gunstig zal zijn voor degenen die proberen om dit gebied verder te brengen, zowel patiënten als onderzoekers.”

© ME Research UK. Vertaling Meintje, redactie zuiderzon en poppetje, ME-gids.

Lees ook

Eén reactie

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
1
2
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
17
18
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
1
2
3
4
5
03 apr
03/04/2024 - 04/04/2024    
Hele dag
The 1st International Conference on Clinical and Scientific Advances in ME/CFS and Long COVID aims to raise awareness, clarify misconceptions, promote understanding, and stimulate discussion among healthcare [...]
16 apr
16/04/2024    
15:30 - 16:45
16 april 2024 Tijdens dit webinar vertellen we u meer over lopend onderzoek naar ME/CVS. Ook blikken we vooruit op het vervolg van het onderzoeksprogramma [...]
19 apr
19/04/2024    
00:00
Graag nodigen wij u uit om deel te nemen aan de 1ste Nederlandse Long COVID Dag die plaats zal vinden in Amersfoort op vrijdag 19 april 2024. Wij bieden op deze belangrijke [...]
20 apr
20/04/2024    
19:15 - 20:00
Post-COVID klinieken eindelijk een feit: minister Pia Dijkstra geeft groen licht Academische ziekenhuizen krijgen groen licht van demissionair minister voor Medische Zorg Pia Dijkstra om [...]
02 mei
02/05/2024    
15:00 - 22:00
ME/CFS Symposium Air date: Thursday, May 2, 2024, 9:00:00 AM Time displayed is Eastern Time, Washington DC Local iCalendar:  Add an upcoming event to your [...]
Events on 16/04/2024
Events on 19/04/2024
Events on 20/04/2024
Datum/Tijd Evenement
09/11/2024
14:30 - 15:30
Medisch mistspuien - spreekbeurt en signeersessie over boek Recognise ME
Tiny Stories, Kortrijk
10/11/2024
14:00 - 20:00
Quiz t.v.v. biomedisch onderzoek naar Long Covid, ME/cvs, POTS en Lyme
Hof Van Laar, Zemst, Zemst
15/11/2024
Hele dag
Internationale meeting over Long Covid (en ME/cvs) bij kinderen
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links