Solve ME/CFS Initiative, 21 juni 2018
De eerste helft van 2018 heeft meer dan 100 publicaties opgeleverd die specifiek betrekking hebben op verschillende aspecten van ME/CVS. Er werd gerapporteerd over bekende domeinen zoals neurobeeldvorming, cytokineafwijkingen en functie van NK-cellen, maar ook nieuwe technologieën werden verkend, zoals het identificeren van biomarkers en nieuwe bevindingen omtrent endocriene disfunctie, vroegtijdige veroudering, postexertionele inflammatie en auto-immuunactiviteit. In deze tekst vatten we de hoogtepunten samen van veel primaire onderzoeksartikelen gepubliceerd in de afgelopen zes maanden.
Centraal zenuwstelsel (CZS)
Een stroom aan beeldvormingsstudies die gebruik maken van verschillende technologieën, gaf verdere bevestiging van fysieke afwijkingen in de hersenen van ME/CVS-patiënten. Zinn, et al. waren in staat om verschillen in neurologische activiteit via EEG te onderscheiden en Nakatomi, et al. zagen wijdverspreide inflammatie via PET-scan die geassocieerd is met de ernst van de symptomen. Met behulp van MRI maten Boissoneault, et al. en Shan, et al. verminderde functionele connectiviteit, Staud, et al. evalueerden verschillen in cerebrale bloedstroompatronen na cognitieve inspanning, en Boissoneault, et al. vonden dat cerebrale bloedstroom en hartslagvariabiliteit (verschillen in de tijdsduur tussen hartslagen) omgekeerd gecorreleerd waren met vermoeidheidsniveaus. Sevel, et al. testten de doeltreffendheid van een machinaal leerplatform om neurologische structurele afwijkingen bij ME/CVS te onderscheiden. Op basis van de hypothese van Naviaux, nl. dat bij ME/CVS mogelijk processen aan de gang zijn die een rol spelen in autisme, en dat de twee ziekten symptomen delen van centrale sensitisatie (veranderingen aan het centraal zenuwstelsel die chronisch pijn produceren [n.v.d.r.: ME-gids staat niet achter de hypothese van centrale sensitisatie]), maten Bileviciute-Ljungar, et al. kenmerken van autisme in een cohort van CVS-patiënten. Maar ze vonden geen verhoogd percentage van autistische kenmerken. Rowe, et al. identificeerden drie ME/CVS-patiënten bij wie cervicale spinale stenose (compressie van het cervicale ruggenmerg) bijdroeg aan hun symptomen (aangegeven door verbetering na correctieve chirurgie), wat screening van patiënten op deze aandoening rechtvaardigt.
Immuunsysteem
Hoewel een formeel rapport van de gefaalde fase III-studie naar rituximab nog gepubliceerd moet worden, verschaften Eaton, et al. bewijs van zijn remmend effect op naturalkillercellen (NK-cellen) in hoge doses in vitro, wat suggereert dat voorzichtigheid geboden is voor het gebruik ervan, in het bijzonder bij patiënten met bestaande NK-celdisfunctie. Scheibenbogen, et al. voerden een kleine studie uit bij postinfectieuze patiënten met verhoogde autoantistoffen tegen ß2-adrenerge receptoren door gebruik te maken van een techniek die immunoadsorptie genoemd wordt, waarbij IgG-antilichamen uit het bloed verwijderd worden. De auteurs maten verminderde B-geheugencellen, plasmacellen en autoantistoffen. 7/10 patiënten rapporteerden verbetering op korte termijn en 3/10 verbeteringen op lange termijn na de procedure. In een strikte cohort van ME/CVS-patiënten documenteerden Rivas, et al. lagere aantallen van regulerende T-cellen (die auto-immuniteit onderdrukken), lagere aantallen van een met herpes geassocieerde proliferatieve receptor, NKG2C, op NK-cellen, en hogere aantallen van een cytokineproducerende subgroep van NK-cellen. In een voorbeeld van de kracht van objectieve metingen om heterogene ziektegroepen te ontleden, waren de Vega, et al. in staat om verschillende subtypes van ME/CVS-patiënten te onderscheiden door de methylatiepatronen (een meting van genactiviteit) in hun immuuncellen, waarbij deze profielen aan specifieke symptomen gelinkt worden. Uhde, et al. screenden het bloed van een grote en strikte groep [patiënten voldoen aan Fukuda- en Canadese criteria, n.v.d.r.] op niveaus van C-reactief proteïne, een marker van immuunactivatie, maar vonden geen significante verschillen in vergelijking met controles, in tegenstelling tot de verhoogde niveaus die waargenomen worden in patiënten met post-Lyme. Rajeevan, et al. rapporteerden resultaten van een grote surveillancestudie van de CDC die aantoont dat immuuncellen in het bloed van ME/CVS-patiënten significant kortere telomeren hebben (stukjes DNA aan het einde van chromosomen), een meting van vroegtijdige veroudering [van de cellen]. Het verband tussen ME/CVS en telomeerlengte was in het bijzonder sterk bij vrouwelijke proefpersonen jonger dan 45 jaar.
Postexertionele malaise (PEM)
Moneghetti, et al. identificeerden verhoogde niveaus van verschillende inflammatoire cytokines die patiënten van gepaarde sedentaire controles onderscheidden 18 uur na een inspanningstest, wat een inflammatoir proces impliceert dat onafhankelijk is van deconditionering. Chu, et al. voerden een kwantitatieve analyse uit van de patiënten hun beschrijving van symptomen die ze ervaren na inspanning in een poging om de ervaring van PEM verder te definiëren.
Autonoom en slaap
Cambras, et al. maten verminderde activiteit en nachtelijke huidtemperatuur bij ME/CVS-patiënten ten opzichte van controlepersonen, maar namen geen significante verschillen waar in de patronen van het circadiaans ritme. In een kleine cohort van CVS-patiënten detecteerden Orjatsalo, et al. via EKG tijdens de slaap een hogere bloeddruk en activiteit van het sympathisch zenuwstelsel evenals lagere parasympatische activiteit tijdens de diepe slaap in vergelijking met controles. Castro-Marrero, et al. documenteerden een verband tussen symptomen van ME/CVS en slechte slaapkwaliteit in een grote cohort.
Orthostatische intolerantie
Rasouli, et al. rapporteerden dat CVS-patiënten vergelijkbare problemen hadden als fibromyalgiepatiënten in het handhaven van een staande positie. Serrador, et al. vonden dat het evenwichtsvermogen verminderd was ten opzichte van de controles en gecorreleerd met de functionele maar niet de mentale status van CVS-patiënten, en dat degenen met comorbide fibromyalgie verdere vermindere vestibulaire functie vertoonden. Miwa, et al. observeerden bij ME-patiënten opvallend verminderde prestaties op een tolerantietest waarbij ze 10 minuten moesten zitten en staan, wat specifiek duidt op onevenwicht als een meer significante invloed van orthostatische intolerantie dan POTS. In tegenstelling tot eerdere cardiovasculaire studies detecteerden Bozzini, et al. een significante verhoogde mate van hypotensie bij CVS-patiënten. Richardson, et al. toonden de mogelijkheid van een gewogen test waarbij patiënten een tijd lang moeten rechtstaan om de ernst van ME/CVS te identificeren.
Metabool
Met behulp van in vitro spiercelculturen om verder metabolische defecten bij ME/CVS te onderzoeken, vonden Brown, et al. dat de ATP-niveaus niet beïnvloed werden door behandeling met metformine om de glucoseopname te verhogen, maar ze vonden dat de algehele ATP-niveaus lager waren bij patiënten dan bij controles.
Endocrien
Ruiz-Núñez, et al. observeerden in een grote cohort van CVS-patiënten consistent lage activiteit van het schildklierhormoon T3.
Microbioom
Mandarano, et al. vonden licht verminderde diversiteit in de darmflora en licht verhoogde schimmelspecies in de darmen van een kleine cohort van ME/CVS-patiënten.
Biomarker
Castro-Marrero, et al. onderzochten de bruikbaarheid van extracellulaire vesikels (kleine bundels met cellulaire inhoud die in het bloed circuleren) als een onderscheidende biomarker in een kleine cohort van ME/CVS-patiënten, waarbij ze vonden dat ze talrijker waren maar kleiner in omvang dan bij controles.
Functie en levenskwaliteit
Kingdon, et al. vonden dat ME/CVS-patiënten meer geïnvalideerd zijn dan mensen met multiple sclerose. Gleason, et al. beoordeelde de effectiviteit van verschillende activiteitsschalen in het identificeren van drempelwaardes van verminderde activiteit die patiënten van controles onderscheiden.
CGT en GET
Bij Sunnquist, et al. werden bijna 1000 CVS-patiënten gerekruteerd om een cognitief gedragsmodel te evalueren dat patiënten hun ziekteovertuigingen en deconditionering zou leiden tot hun ervaring van vermoeidheid. De onderzoekers bepaalden dat patiënten die aan striktere gevalsdefinities voldoen, een zwakker verband vertoonden tussen activiteit en invaliditeit, wat een inconsistentie suggereert met een gedragsmatige oorzaak. In een heranalyse van de originele data van de PACE-studie, toonden Wilshire, et al. aan dat CGT en GET resulteerden in slechts matige effecten door subjectieve rapporteringen die minder dan 2 jaar aanhielden en met lagere herstelpercentages, in tegenstelling tot wat origineel gerapporteerd werd door de studieauteurs.
© Solve ME/CFS Initiative. Vertaling Zuiderzon, redactie Abby, ME-gids.