DePaul University en Lurie Children’s Hospital leiden een onderzoek om de onderliggende mechanismen van ziekte te ontdekken door verbanden met infectieuze mononucleose [klierkoorts/Pfeiffer] te onderzoeken.
Leonard Jason, DePaul University, 16 januari 2020
CHICAGO – Pathofysiologische onderbouwingen van de ontwikkeling van myalgische encephalomyelitis /chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/cvs) worden nog steeds slecht begrepen volgens Leonard A. Jaosn, een professor psychologie aan DePaul University, die in de afgelopen 30 jaar voornamelijk chronisch vermoeidheidssyndroom bij volwassenen bestudeerd heeft.
Leonard A. Jason is een professor psychologie aan DePaul University die in de afgelopen 30 jaar voornamelijk chronisch vermoeidheidssyndroom bij volwassenen bestudeerd heeft. Hij is ook directeur van het Center for Community Research in DePaul’s College of Science and Health. (DePaul University/Jamie Moncrief)
“We moeten te weten komen wat de oorzaak is van een van de meest invaliderende gezondheidsaandoeningen, nl. ME/cvs. De beste manier om dit uit te zoeken is om gezonde personen te identificeren en dan observeren wat er gebeurt wanneer ze geïnfecteerd worden met iets wat de ziekte in gang lijkt te zetten, zoals een virus, zoals het Epstein-Barrvirus, de oorzaak van infectieuze mononucleose [klierkoorts], dan zien wie er herstelt en wie niet en waarom,” zei Jason, een hoofdonderzoeker van een nieuwe vijfjarige studie van 2.8 miljoen $ [ruim 2.5 miljoen €] gefinancierd door het National Institute of Neurological Disorders and Stroke [Nationaal Instituut voor Neurologische Stoornissen en Beroerte], een van de National Institutes of Health.
“Deze studie kan helpen bij het identificeren van de risicofactoren die ervoor zorgen dat bepaalde personen meer kans hebben om ME/cvs te ontwikkelen na een infectie en kan aanvullende inzichten bieden in de biologische oorzaken van deze invaliderende ziekte,” zei Vicky Whittemore, programmadirecteur aan het National Institute of Neurological Disorders and Stroke.
Een doelstelling van de nieuwe studie is om de natuurlijke geschiedenis van de risicofactoren voor het in stand houden van ME/cvs na infectieuze mononucleose (IM).
“Zijn er psychologische, autonome, of biologische risicofactoren die mensen vatbaar maken om ME/cvs te ontwikkelen na IM? We zullen bepalen welke van deze factoren, indien aanwezig, ook belangrijk zijn voor het in stand houden van ME/cvs in de loop van de tijd,” merkte Jason op, directeur van het Center for Community Research in DePauls’ College of Science and Health.
Dr. Ben Z. Kats is een pediatrisch infectiespecialist aan het Ann & Robert H. Lurie Children’s Hospital of Chicago. Hij is ook professor pediatris aan Northwestern University Feinberg School of Medicine. (Lurie Children’s Hospital/Jan Terry).
Samen met Jason als medehoofdonderzoeker is Dr. Ben Z. Katz, een pediatrisch infectiespecialist aan het Ann & Robert H. Lurie Children’s Hospital of Chicago. Katz is ook een professor pediatris aan Northwestern University Feinberg School of Medicine. Hij werkt sinds eind jaren 1990 samen met Jason en zijn groep en heeft de incidentie van chronisch vermoeidheidssyndroom na infectieuze mononucleose bij adolescenten geïdentificeerd.
Jason en Katz hebben veel ervaring met en hebben geholpen bij het ontwikkelen van de gemeenschappelijke data-elementen voor ME/cvs voor het National Institute of Neurological Diseases and Stroke. Hun samenwerking heeft ervoor gezorgd dat er een reeks door de NIH-ondersteunde epidemiologische en prospectieve studies gelanceerd werd.
Een van de startpunten voor dit nieuw onderzoek zijn gegevens verzameld tijdens een recent voltooide studie met meer dan 4500 gezonde universiteitsstudenten. De nieuwe studie – “Maintenance and Incidence of ME/CFS following Mono” [Instandhouding en Incidentie van ME/CVS na mono] NS111105-01 A1) – zal deze gegevens onderzoeken naast nieuwe data. Jacob Furst, een professor aan de School of Computing in DePaul’s College of Computing and Digital Media, zal helpen bij de analyse van de complexe dataset, merkte Jason op.
Afgezien van het volgen van degenen die reeds geïdentificeerd zijn met ME/cvs na IM, zullen de onderzoekers ook prospectief de incidentie van ME/cvs bepalen in een steekproef van diverse universiteitsstudenten van wie ME/cvs niet door IM in gang gezet werd in de vorige gegevens. Ze zullen ook kwalitatieve diepte-interviews uitvoeren met opvolging van deelnemers die percepties van het volgende zullen onderzoeken: grote levensveranderingen, veranderingen in werkstatus, veranderingen in somatische symptomen, veranderingen in copingstrategieën, veranderingen in fysieke en mentale status, en de evolutie van ondersteunende systemen om te bepalen of deze factoren ook belangrijk zijn voor de ontwikkeling en aanhouden van ME/cvs bij jonge volwassenen.
Hoewel verschillende studies het verband onderzocht hebben tussen infectieuze mononucleose en de ontwikkeling van ME/cvs, is het onduidelijk of psychologische of biologische variabelen potentiële risicofactoren zijn die bijdragen aan de ontwikkeling en instandhouding van ME/cvs na IM, omdat er volgens Jason weinig, zo niet geen prospectieve studies basisgegevens hebben verzameld vóór het begin van IM.
Deze nieuwe studie is uniek, zei Jason, omdat ze zich richt “op een demografisch diverse steekproef van universiteitsjongeren, met behulp van een prospectief en longitudinaal ontwerp na een bekende uitlokker (IM).”
Jason, die tijdens zijn 45-jarige professionele carrière aan DePaul meer dan 46 miljoen $ (kleine 42 miljoen €) aan onderzoekssubsidies ontvangen heeft, hoopt dat het identificeren van risicofactoren die patiënten vatbaar maken om (vaak blijvend) ME/cvs te ontwikkelen, kan helpen om de onderliggende mechanismen van ziekte te ontdekken.
© DePaul Newsroom. Vertaling Zuiderzon, redactie Abby, ME-gids.